Posts tonen met het label veranderen. Alle posts tonen
Posts tonen met het label veranderen. Alle posts tonen

zaterdag 15 april 2023

Less is more

Zo'n beetje elk bedrijf in ons land heeft vacatures. Dat is op zich geen opzienbarend nieuws, maar wat bijzonder is, is dat er meer vacatures zijn dan dat er kandidaten zijn.  Dit zou een teken kunnen zijn van een bloeiende economie, maar dat is niet de realiteit. We hebben te maken met een torenhoge inflatie. Als gevolg daarvan eisen vakbonden het onderste uit de kan, want de koopkracht moet gerepareerd worden. Doordat bedrijven de hogere lonen ergens moeten zien te betalen berekenen ze dat weer door aan de klanten, waardoor de inflatie opgang gehouden worden.

Waarom zijn er zoveel niet te vervullen vacatures? 

Onder normale omstandigheden vallen bedrijven om die slecht of minder rendabel zijn. Bezien vanuit de evolutietheorie zijn het de sterkte die overblijven. Tijdens de recente Covid pandemie zijn bedrijven die in de problemen kwamen, die zich onvoldoende konden aanpassen aan de gewijzigde situatie, overeind gehouden door de overheid. Nadat Covid meer en meer onder de knie gekregen werd, de economie opkrabbelde, bleven er meer bedrijven over. Bedrijven die nu, in een soort ratrace, op zoek zijn naar medewerkers. De concurrentie is moordend, recruiters maken overuren. 

In een poging om de problemen op te lossen bedacht een Kamerlid van de VVD dat vrouwen gestimuleerd moesten worden om meer uren te gaan werken. Niet meer in deeltijd, maar voltijds. Alsof dit het probleem oplost. Het gaat voorbij aan het simpele feit dat het vooral vrouwen zijn die thuis ook voor het huishouden zorgen, mantelzorgers zijn voor hun ouders en schoonouders. Deze vrouwen hebben al een fulltime baan, alleen worden ze in deeltijd betaald. Wij zouden het eigenlijk moeten hebben over een herijking van de taakverdeling. Stimuleer mannen om deeltijd te gaan werken, mantelzorg te verrichten. Dan zouden vrouwen wat meer betaald werk kunnen verrichten. Dit lost het probleem van al die vacatures, vanuit een soort menselijke wet van communicerende vaten, niet op. 



Ons economisch systeem is kapot.

Het werkelijk probleem is dat wij onze economie, onze wereld over de kling jagen met die onbegrensde drang tot groot, groter, grootst. Ons megalomane economisch systeem is kapot. De financiële crisis, de coronacrisis en de steeds verder escalerende klimaatcrisis laten zien dat het kapitalisme tegen zijn grenzen loopt. Maar het kan ook anders, als we tenminste fundamenteel andere keuzes durven te maken. 



zondag 26 maart 2023

Als resultaten tellen

In een meer dan lezenswaardig artikel ging Michiel de Hoog, redacteur van De Correspondent, in op een van de spannendste experimenten in de geschiedenis van het voetbal. In Denemarken wil de Deense voetbalbond, samen met de Deense profclubs en amateurverenigingen, gezamenlijk proberen het  geboortekwartaaleffect te verslaan. Mocht dat lukken dan is dat echt bijzonder.

Al in de jaren 70 van de vorige eeuw bleek uit onderzoek dat het geboortekwartaaleffect voorkwam in het Nederlandse onderwijs. Er bleken, in het speciaal onderwijs, veel kinderen geboren te zijn in de laatste drie maanden voor de peildatum. Zouden de kinderen, geboren in de maanden juli, augustus en september dan gewoon dommer zijn dan de overige kinderen? Hiervoor bleek geen bewijs. Sterker nog, dit fenomeen bleek ook in Engeland voor te komen. Alleen bleken de 'domme kinderen' daar geboren in de maanden juni, juli en augustus. In Engeland bleken het juist de kinderen geboren in september die erg goed scoorde. Dit in tegenstelling tot de Nederlandse situatie waar het juist die kinderen bleken te zijn met de grootste problemen. Voor iemand die goed tussen de regels door kan lezen, de peildatum in Engeland lag één maand eerder, namelijk op 1 september. Ook in de sport bleek er sprake van een geboortekwartaaleffect.

In de NHL bleek er sprake van een geboortekwartaaleffect. In Nederland bleek dat bij Ajax  toch wel heel veel kinderen geboren in de eerste drie maanden van het jaar. Ook in het volleybal bleek dit het geval. Hier speelde nog wel een anders,  het verschil tussen de nationale en de internationale peildatum. Waar de nationale peildatum lag op 1 oktober, lag de peildatum internationaal op 1 januari. Lees hierover het artikel van Daan Krijnen!

Oneerlijke concurrentie
Het geboortekwartaaleffect is eigenlijk, kort door de bocht, een vorm van oneerlijke concurrentie. Kinderen geboren in de eerste drie maanden van het jaar zijn over het algemeen fysiek sterker en geestelijk rijper. Zij lijken daardoor talentvoller. Hoe groter de spreiding, bij kinderen in de groei, hoe groter het onderscheid. Waar het effect in het onderwijs al naar voren kwam, is het vrij helder dat in de sport, waar gewerkt wordt met tweejaargroepen, het effect nog groter is. Want zelfs tweede jaars, geboren in de laatste maanden van het jaar behoren ook dan, vaak niet tot de oudste van de leeftijdscategorie.

Het blijkt niet zo eenvoudig om dit probleem op te lossen. Op de eerste plaats zijn wij niet zo heel goed in om naar de toekomst te kijken. Van een kind dat op 9-10 jarige leeftijd goed is, is het maar helemaal de vraag of dat kind ook zo goed is als hij 19-20 jaar oud is. Hoe jonger een kind gescout wordt hoe moeilijker dat voorspellen natuurlijk is. In de sport kijken trainers vaak niet verder dan, als je geluk hebt een seizoen. Trainers bekijken met welke spelers zij kunnen scoren, kampioen kunnen worden. De trainer van de Jo9-1 is in het geheel niet bezig met de vraag of een speler die hij selecteert op dit moment misschien nog niet echt goed is, maar straks wel in het eerste of misschien nog wel hoger zou kunnen komen. Dat vraagt van elke individuele trainer dat hij beseft dat hij slechts een passant is, onderdeel is van een proces waarbij niet de trainer maar het sportende kind centraal staat.


Denken in groepen
Een ander bijkomend probleem realiseerde ik mij nu zo'n 6 jaar geleden. Ik zat voor een 10 minuten gesprek bij de leerkracht van groep 8. Het rekenen van mijn zoon was het onderwerp van gesprek. Waar ik vroeg hoe het ging met mijn zoon, begon de leerkracht mij uit te leggen hoe hij rekenles gaf aan de klas, hoe het met de klas ging. Op het moment dat ik aangaf dat ik slechts 10 minuten had gekregen en niet de vader was van een hele klas, moest de leerkracht even schakelen. Dit herkent natuurlijk iedere trainer. Trainers denken in groepen, niet individuen. Welke teamsporttrainer werkt met individuele ontwikkelplannen? Zelfs het aantal voetbaltrainers dat werkt vanuit vooraf omschreven jaarplannen is laag, laat staan dat dit nader uitgewerkt is naar individuele ontwikkelingsplannen. Trainers denken, net als die leerkracht in grootst gemene delers. Zij gaan net als die leerkracht voorbij aan het feit dat ontwikkeling vooral individueel is. Trainers binnen teamsporten doen er alles aan om van een groep individuen een team te maken, terwijl wij weten, tenminste dat hoop ik, dat de uitdaging van iedere trainer binnen een teamsport is ontwikkeling vooral individueel te benaderen. Waarom anders zouden veel teamsporters die stoppen met hun sport, stoppen met sport en gaan sporters die aan een meer individuele sport doen, na het stoppen met hun sport, veelal een andere sport doen?

Denemarken
Het valt dus ook niet mee om dit probleem op te lossen. Wij hebben 'willen winnen' in onze genen en dat moet er al heel, heel jong, in gepompt worden. Daarbij is het heel moeilijk om voorbij onze horizon te kijken. Het is enorm moeilijk om je als trainer te realiseren dat je ook maar een passant bent. Tot slot is het heel lastig om ontwikkeling individueel te zien. Tel daarbij op dat er nog steeds een vastgeroeste gedachte is dat echte talenten echt wel boven komen drijven en je hebt het recept tot een amper op te lossen probleem.

Toch gaat men dat in Denemarken proberen, zo is te lezen in het laatste artikel van Michiel de Hoog. Flemming Berg, hoofd Ontwikkeling van de Deense voetbalbond vindt het niet langer te verkopen dat kinderen het niet redden omdat ze per ongeluk in een verkeerde maand geboren zijn. Waar in ons land, de afgelopen 30 jaar geen maatregelen genomen zijn en wij om de zoveel tijd concluderen dat het wel heel erg is maar wij daarna rustig doorslapen, worden er in Denemarken, door de bond maatregelen genomen. Sinds 1 januari gaan Deense BVO's, maar ook de omringende amateurclubs selectieteams samenstellen die 'geboortemaandneutraal" zijn. Hiervoor is een quota voor afgesproken. Dit komt er op neer dat minimaal de helft van de jongens in al die ploegen afkomstig moet zijn uit de tweede helft van het jaar. Dit is natuurlijk een geweldig experiment, maar los dit het probleem van het geboortekwartaaleffect op? Kunnen trainers, scout überhaupt de korte termijn resultaten loslaten om te komen tot resultaten op de langere termijn. Levert dit op de lange termijn ook betere voetballers op?

Ik moet eerlijk zeggen dat ik eind jaren 90 ook dacht dat het werken met quota een oplossing zou zijn. In een artikel dat ik destijds voor de Volley Techno schreef, onder de titel 'Als je voor een dubbeltje geboren bent' beschreef ik het opdelen van een leeftijdscategorie in vier halfjaar groepen. Trainers zouden dan per half jaar een zelfde aantal spelers moeten selecteren. Deze groepen zouden dan ook op verschillende tijden gezien moeten worden, om vergelijken zoveel mogelijk tegen te gaan. Ik had zelfs het idee dat deze selectietrainingen dan ook niet door de trainers uitgevoerd diende te worden die er dat seizoen daadwerkelijk mee zouden gaan werken. Zoals in het artikel van De Hoog terecht wordt benoemd, zitten hier bijeffecten aan deze werkwijze. Zo kan het gebeuren dat je een speler af laat vallen vanwege het quota en niet omdat hij op de langere termijn niet goed genoeg zou zijn. Omgedraaid zou er ook een speler door kunnen komen, omdat je binnen het quota in dat half jaar nog een speler moet selecteren. Er zit echter, zo lees je in het artikel, een dieper liggende gedachte achter. Doordat BVO's verplicht zijn met die quota te werken, moeten amateurclubs waar gescout wordt, dit ook op deze wijze organiseren.

Wat ik in mijn laatste blog al als idee benoemde, moeten de BVO's in Denemarken de amateurclubs clubs daadwerkelijk gaan ondersteunen, zij moeten helpen met het opleiden van interne scouts. De Hoog noemt dat in zijn artikel een nationaal deltaplan in talentherkenning. De Deense initiatiefnemers benoemen dat het een enorme klus gaat worden. Een van de redenen waarom het een klus gaat worden is dat teams die kiezen voor jongere kinderen vaker zullen verliezen. Houden ze dat vol? Houden ze, zo gaat De Hoog verder, het vertrouwen dat de ze de juiste spelers hebben geselecteerd?

Wat is talent? Waar gaan ze opletten? Dit zal onherroepelijk leiden tot discussie en wellicht tot conflict, maar is dat een probleem? Misschien is dit wel goed, want wat is dus een talent? Waar letten trainers echt op bij het selecteren? Ga hier nu eens juist de discussie over aan! Met het instellen van keiharde quota is men er nog niet in Denemarken. Er zijn in Denemarken meer acties in gang gezet. Lees hiervoor vooral het artikel van Michiel de Hoog: Het geboortemaandeffect verpest het voetbal. Denemarken doet het anders

Hockey Visie
Het klinkt allemaal fantastisch en ik hoop echt dat de KNVB de BVO's zo ver krijgt dat wij hier vergelijkbare stappen kunnen zetten. Toch ben ik niet optimistisch. Een sport waarvan de vaandeldragers de eigen bond verwijten dat zij het winnen uit het voetbal hebben gesloopt, zal geen maatregelen nemen die er toeleiden dat er wedstrijden worden verloren. Als een willekeurige voetbalvader die zijn zoon succes wil wensen zegt:
"Wel winnen hè!" dan is er nog een wereld te winnen.

Wij zijn in Nederland niet te spreken over alweer een WK waaraan wij niet deelnemen. Wij zijn niet te spreken over de prestaties van de Nederlandse clubs op Europees niveau, maar kennelijk gaat het nog niet slecht genoeg.

Ik moest even terugdenken aan een artikel dat ik las in het blad HockeyVisie. In het artikel een stappenplan voor de mentale begeleiding van jeugdige sporters. Per leeftijdsfase werden de kenmerken van die fase benoemd, met de daaraan gekoppelde handvatten voor mentale begeleiding. Het stappenplan begint, net als bij de jeugdopleiding van PSV, met de fase FUNdamentals. Het gaat hier, voor de jongens, om fase van 6-9 jarigen. Meisjes zijn iets eerder klaar. Het stappenplan sluit af met de fase "Training to compete". Dit is fase waarin de competitie, het winnen, geleerd moet worden, belangrijk wordt. Voor jongens heeft met het dan over de leeftijd 16 tot en met 19 jaar. Ook hier zijn de meisjes weer iets eerder klaar. Waarom toch zou de fase "Training to compete" zó laat in naar voren komen in dit stappenplan?

Als resultaten tellen ...

 


De droom van een slak

Ik kan niet zeggen dat ik op jonge leeftijd opviel door mijn uitmuntende prestaties. Ik wist ook niet direct wat ik wilde worden en eerlijk gezegd, twijfel ik nog steeds. Ik heb een route afgelegd van heel veel proberen, heel veel je neus stoten, heel veel vallen en telkens weer doorgaan. Telkens een ervaring rijker. Een bliksemcarrière dat kan ik niet zeggen. Het was meer een soort lijdensweg, tenminste zo heb ik het af en toe wel ervaren. Mijn werk is niet vervelend, ik ga niet met tegenzin naar mijn werk, maar het is ook niet mijn hobby. Wat had ik het liefst gedaan? Wat wilde ik toen worden? Ik weet het niet eens meer. 

Ik zat in de examenklas van de middelbare school. Van mij werd geacht dat ik nadacht over een vervolgstudie. Het moment om je eventuele dromen werkelijkheid te laten worden. Ik deed veel aan sport. Ik trainde toen elke door de weekse dag en speelde daarnaast regelmatig twee wedstrijden in het weekend. Ik trainde ook al mijn eerste team, nadat ik bij de club een interne trainerscursus had gevolgd. Ik dacht dat ik mijn toekomst duidelijk had. Ik wist waar mijn passie lag. Ik wilde, maar een ding en dat was aan de slag in de sport, het liefst als trainer. In het gesprek met de schooldecaan wist deze man, mijn ouders te overtuigen dat ik dan min of meer beroepswerkloze zou worden. Uiteindelijk werd het MTS Electro, want ik deed in mijn vrije tijd nog wel eens wat met mijn eletro-bouwdoos. De MTS werd de start van mijn survivaltocht. Niet dat ik op de MTS slechte cijfers haalde, in tegendeel. Mijn kerstrapport was er een waarmee iedereen kon thuiskomen. Nee, ik had gewoon al snel het gevoel dat er een enorme mismatch was. Ik had klasgenoten die een brommer uit elkaar konden halen en weer in elkaar konden zetten, die hem ondertussen ook behoorlijk hadden opgevoerd. Ik had klasgenoten die een radio konden bouwen en die daar ook bijna dagelijks mee bezig konden zijn. Het interesseerde me totaal niet. Ik was ik meer geïnteresseerd in de stand van de eredivisie, maar dat interesseerde mijn klasgenoten niet. Ik voelde me eenzaam. 

Na de MTS, heb ik de overstap gemaakt naar de studie Cultuur Werk aan de Sociale Academie. Die bestond toen nog. Ik koos voor een deeltijdstudie, omdat ik inmiddels ook wel wat wilde verdienen. Ik was de Benjamin in de klas. Ik wist me geen houding te geven en ook deze studie hield ik snel voor gezien. Dit was het moment waarop mijn vader ingreep. "Ga maar eens gewoon een tijdje werken!' was zijn advies en daar kon ik niet omheen. Ik kon aan de slag bij zijn werkgever. Voor een periode was mijn toekomst duidelijk, al hield het ook daar een keer op. Vier jaar lang reisde ik elke dag naar Den Haag, gevolgd door nog eens twee jaar op en neer naar Zwolle. Licht administratief werk. De lol haalde ik uit het contact met collega's, al moet ik toegeven dat de sfeer onder collega's in Den Haag een stuk aangenamer was dan in Zwolle. Elke dag hetzelfde, je klokte in, je klokte uit en je wist op maandag wat er op vrijdag stond te gebeuren. Ik was dan ook blij toen het contract afliep en ik op zoek kon naar weer iets anders. De vraag was echter, wat daarna? Stom toevallig kwam er een advertentie voorbij. Het plaatselijk psychiatrisch ziekenhuis zocht mensen die opgeleid wilde worden tot verpleegkundige. Eerst negen maanden naar school, daarna in deeltijd studeren en tegelijkertijd in het werkveld ervaring op doen. Hoewel mijn ouders direct enthousiast waren, omdat ik hiermee in de voetsporen van mijn opa zou treden, was alleen die constatering voor mij een reden om kritisch naar deze nieuwe stap te kijken. Het voordeel was, je kreeg meteen betaald. Uiteindelijk heb ik de opleiding afgerond en werk ik nu bijna 33 jaar in de gezondheidszorg. Inmiddels niet meer als verpleegkundige, maar als veiligheidskundige. Waar school voor mij vroeger een lijdensweg was, heb ik op latere leeftijd de ene naar de andere opleiding succesvol afgerond. Ik heb inmiddels ook meegeschreven aan twee boeken en ruim 7 jaar geleden zag mijn eerste boek het levenslicht. Zo, op het eind van mijn carrière, lijken alle puzzelstukjes op zijn plek te vallen. Toch blijf ik zoeken, blijf ik dromen. Ik zeg vaak dat ik mijn werk leuk vind, maar dat het niet mijn hobby is. Ergens droom ik er van om bezig te zijn met wat ik werkelijk leuk vind, maar wat is leuk en zit de wereld daar op te wachten?  Ik weet niet eens zeker wat ik echt leuk vind. Er is zo veel wat ik leuk vind. Ik schrijf graag verhaaltjes, maar doe ik dat met mijn dyslexie? Nu heb ik een min of meer vast inkomen, zelf als ik een paar dagen ziek ben, word ik doorbetaald. Hoe zorg ik er voor dat er nog brood op de plank komt als ik er echt voor zou gaan? 




De droom van de slak


"Een droom over een slak suggereert dat je te gevoelig. Je voelt je geremd, hoewel je er tegelijkertijd naar verlangt om extroverter en energieker te zijn. Of deze droom suggereert dat je gestage vooruitgang boekt in de richting van een doel. Je moet op je eigen tempo doorgaan." Zoveel was te lezen op een of andere occulte website over dromen. Het klinkt misschien vreemd, maar ergens zit hier wel een kern van waarheid in. Ik voel mij zeker geremd, durf mijn dromen niet echt na te jagen. Ik zou willen dat ik meer lef zou hebben, het lef om mijn dromen na te jagen. 








vrijdag 3 maart 2023

De Malediven

Elke zondagavond, 19:50 u. kijk ik, als het even kan, 3 op Reis midweek. Gisteren een mooie aflevering met als thema avontuur. Floortje was op De Malediven. De Malediven is de ultieme vakantiebestemming, tenminste als je van lekker warm weer en mooie stranden houdt. Het is echter ook een eilandengroep in de Indische Oceaan die als zij, niet uitkijken over enkele decennia wellicht niet meer bestaat. Het broeikaseffect, de steeds hogere waterspiegel, dreigt dit idyllische paradijs binnen afzienbare tijd te verzwelgen. Weg Zwitserleven gevoel. Nog los van het feit dat mijn bucketlist wat korter is geworden, wonen er op die archipel natuurlijk ook mensen. De bewoners van deze mooie eilanden zien de wereld om hen heen veranderen. Zij zien ook dat er telkens meer van hun woonomgeving in zee verdwijnt. Als de zeespiegel nog 2 meter stijgt door klimaatverandering, zullen de Maldiven onder water lopen. Daarom is klimaatbescherming een belangrijke prioriteit voor de regering van de Malediven De regering stuurt daarom naar vrijwel elke klimaatconferentie een stevige delegatie. Deze delegaties proberen te bewerkstelligen, dat de internationale gemeenschap zich houdt aan ambitieuze doelstellingen voor klimaatbehoud, en niet wijkt voor de druk van de industrie en landen met een hoge COuitstoot zoals China en de VS. Op grond van wat zij zien gebeuren nemen de Maledivers ook zelf maatregelen. Maatregelen die overigens, met de almaar stijgende zeespiegel weinig tot geen effect resulteren. De regering van dit eilandenrijk houdt zelfs rekening met het worse-case scenario. Het zou zo maar kunnen dat de eilanden onder water verdwijnen en dat de inwoners allemaal inwoners van Australië worden. Hun geboorteland is dan verdwenen en zij zetten allemaal hun leven voort als Australiërs.

Dit overkomt ons natuurlijk allemaal. Niet direct zo dramatisch als hierboven maar ook voor ons geldt dat de wereld om ons heen voortdurend aan het veranderen is. Soms is dat goed nieuws, soms moet je net als de inwoners van de Malediven hierop acteren. Soms vaar je tegen de wind in, soms heb je de wind mee.

Sportvereniging
Als jeugdvoorzitter van een voetbalclub merk ik, dat ook een voetbalvereniging te maken heeft met een veranderende omgeving. Onze club is gesitueerd in een oude wijk, volgens sommige, vergrijsde wijk. Niet ver bij ons vandaan wordt echter een nieuwe wijk gebouwd. Een wijk met mogelijk potentieel nieuwe leden.
Is het nodig dat je daar actief gaat werven of is de conclusie dat het nu eenmaal een oude, min of meer, vergrijzende wijk is voldoende reden om niet te werven?
Daarnaast zijn er ook de toenemende eisen van de overheid, bijvoorbeeld wat betreft kantinebeheer, arbo-voorschriften of een calamiteitenplan maar ook vanuit de privacywetgeving. Wat dacht je van de aansprakelijkheid van de vereniging ten aanzien van de veiligheid van de leden maar ook derden. Het vinden van capabele trainers is een bekend probleem, maar de trainers die zich inspannen moeten wel bevoegd en bekwaam zijn in de taken die zij uitvoeren. Mocht dit mis gaan zijn zij daar wel aansprakelijk voor en in het verlengde ook het bestuur dat hen aanstelt. Sportverenigingen dienen ook, net als bedrijven  een Ri&e daarop volgend een Plan van Aanpak.

De overheid maar ook andere organisaties zien de sterke Nederlandse sportinfrastructuur steeds vaker als een te benutten kans. De sportvereniging als hoeksteen van de samenleving. Je ziet op zowel lokaal, regionaal als landelijk niveau allerlei initiatieven ontstaan die samenwerking met de sportvereniging stimuleren. Of het nu gaat om welzijn, zorg of justitie: allemaal zien ze de potentie van sport en bewegen.

Contextanalyse
Steeds meer sportverenigingen hebben te maken met stijgende kosten, wet- en regelgeving waar zij aan moeten voldoen, als ook een teruglopend aantal vrijwilligers. Verenigingen die verder willen, die niet onder willen gaan doen er goed aan om na te denken over alles wat op hen afkomt. Zij doen er goed aan om na te denken over de eigen kracht, waar ben je goed in en wat moeten wij verbeteren willen wij de bedreigingen het hoofd bieden? Liggen er ook kansen om beter voorbereid te zijn op die toekomst? Misschien moeten wij samenwerken, sommige taken gemeenschappelijk beleggen? Wat kunnen wij hiermee, wat levert het ons op? Eigenlijk moet je regelmatig een context analyse uitvoeren. Eigenlijk net als die man op dat strand op de Malediven en elke maand ging kijken hoe hoog het water nu weer kwam.


Bij dit alles zal je continu je leden moeten informeren, moeten betrekken. Natuurlijk kom je dan mensen tegen die het probleem nog even niet zien en misschien wel nooit zullen zien. Ook op de Malediven zullen er mensen zijn geweest die het probleem van het hoge water niet zien en er ook nog niet en misschien wel nooit naar zullen handelen. Bij elke willekeurige ramp zijn er ook altijd mensen die het huis niet willen verlaten. Als het allemaal echt niet lukt, dan zit er wellicht niets anders op dan de club op te heffen of net zoals Maledivers, die als het land echt niet meer bestaat nu al aan het onderhandelen zijn over een staatsburgerschap van Australië.

 



zondag 26 februari 2023

Ontschotten

De tweede seizoenshelft is begonnen. De eerste wedstrijden zijn al weer gespeeld. Op naar een kampioenschap, of hard werkend om degradatie te voorkomen of gewoon meedeinen op de golven van de competitie. Aan het eind van dit seizoen zullen al die spelers weer op moeten voor de selectietrainingen. Dan wordt je weer gewogen en soms te licht bevonden.

Dan worden de teamindelingen bekend gemaakt. Dan is bekend welke spelers in de selectie elftallen mogen uitkomen en welke spelers meer recreatief mogen ballen. Selecteren is niet eenvoudig. Want doe maar eens een voorspelling over het verloop van een wedstrijd, laat staan over het verloop van een seizoen. Blijven al mijn spelers fit, lopen wij niet tegen, al dan niet onnodige, schorsingen aan? Hoe verloopt het seizoen bij de concurrentie? Ook dat is van invloed op het verloop van een wedstrijd, als ook de competitie. Wij maken onderscheid tussen resultaatdoelen en procesdoelen. Bij resultaatdoelen heb je het over kampioen worden, maar ook over niet degraderen. Bij procesdoelen heb je het over aannemen van de bal, het passen van een bal. Stukje moeilijker is dan het 1x raken. Dit soort doelen hebben spelers onder eigen controle en zijn daardoor een stuk uitdagender dan 'Wij moeten vanmiddag winnen van CSV Apeldoorn'. Wij kunnen van CSV verliezen, maar dan is het na afloop maar moeilijk aan te geven wat wij zouden moeten doen om uit wel van CSV te winnen. Is iedereen dan wel fit? Regent het dan minder hard? Is hun beste speler er dan weer bij of? Of is hij geblesseerd of wellicht geschorst? Steekt hun keeper dan een keertje niet in de vorm van zijn leven? Als een speler moeite heeft met passen en trappen, dan kan je als trainer wel zinvolle feedback over geven.  Er is ook niets zo frustrerend als het werken met resultaatdoelen. Het is namelijk een grote loterij. Wil je resultaten behalen, dan zal er gewerkt moeten worden met procesdoelen.

Geboortekwartaaleffecten

Heel recent bleek uit onderzoek dat in de gehele opleiding van PSV wel heel, heel veel spelers geboren te bleken te zijn in de maanden januari, februari en maart. Dit doet de vraag opploppen of een kind geboren in oktober, november of december dan helemaal niets kan. Natuurlijk is dat onzin. Dit zijn echter wel de kinderen die bij al die amateurclubs snel afvallen, met als motivatie "Het was leuk, maar net niet goed genoeg." Als een kind dat nog krijgt te horen heb je mazzel, want het gros van deze selectietrainers kan werkelijk niet aangeven waarom iemand is afgevallen en wat deze speler zou moeten doen om een volgende keer wel geselecteerd te worden. Dit zijn de kinderen die in de A2, de B2, de C2 e.d. terecht komen. Als een kind, geboren in oktober, november of december wél in een selectie jeugdelftal komt, is het echt een talent en het heeft een verdomd goede trainer, die dat ook nog eens zag. Na PSV-gate kregen voornamelijk de scouts de schuld. Dat is natuurlijk niet terecht want die scouts krijgen, tenminste dat mag ik hopen, een helder takenpakket mee van die BVO's waarmee ze de weide wereld in gestuurd zijn. Ik pleitte er al eerder voor om deze scouts eens een nieuw takenpakket te geven en hun jachtgebied te verschuiven van O7 naar O19. Kortom, op zoek naar de Jaap Stams, de Jamie Vardy's.

Self fulfilling prophecy 

Met een verschuiving van doelgroep pakken wij niet die kinderen die wel afgevallen zijn omdat de concurrentie met een speler die twee jaar ouder moordend was. De spelers uit de A2, B2 en C2 hebben wij daarmee niet en dat is jammer. Dit is te meer spijtig omdat veel clubs het ook nog eens zo hebben georganiseerd dat de beter opgeleide trainers op de selectie elftallen staan en deze veelal ook meer trainingsuren maken dan de niet selectie elftallen. Een self fulfilling prophecy  in optima forma. Kinderen die afgevallen zijn omdat zij toevallig geboren zijn in oktober, november of december worden op termijn ook daadwerkelijk de minder goede voetballers omdat ze minder goede trainers hebben en ook nog eens minder trainingsuren maken.

Ontschotten 

Eigenlijk zou je, bij de jeugd, af moeten van selectie elftallen! Ga uit van andere selectie criteria, bijvoorbeeld per wijk of vrienden bij elkaar. Zet op elk elftal goed opgeleide trainers en laat ze evenveel trainingsuren maken. Dit is een traject dat je niet zo maar in gaat. Je moet goed nadenken over wat dan het opleidingsniveau van de trainers, bij elke leeftijdscategorie moet zijn. Je moet het ook hebben over de trainingsuren, de trainingsfrequentie per leeftijdscategorie zou moeten zijn.

Als wij de schotten weghalen, motorisch breed gaan opleiden en pas laat gaan selecteren dan is de kans dat de echte talenten boven komen veel groter.




maandag 20 februari 2023

Als resultaten tellen

In een meer dan lezenswaardig artikel ging Michiel de Hoog in op een van de spannendste experimenten in de geschiedenis van het voetbal. In Denemarken wil de Deense voetbalbond, samen met de Deense profclubs en amateurverenigingen, gezamenlijk proberen het  geboortekwartaaleffect te verslaan. Mocht dat lukken dan is dat echt bijzonder.

Al in de jaren 70 van de vorige eeuw bleek uit onderzoek dat het geboortekwartaaleffect voorkwam in het Nederlandse onderwijs. Er bleken, in het speciaal onderwijs, veel kinderen geboren te zijn in de laatste drie maanden voor de peildatum. Zouden de kinderen, geboren in de maanden juli, augustus en september dan gewoon dommer zijn dan de overige kinderen? Hiervoor bleek geen bewijs. Sterker nog, dit fenomeen bleek ook in Engeland voor te komen. Alleen bleken de 'domme kinderen' daar geboren in de maanden juni, juli en augustus. In Engeland bleken het juist de kinderen geboren in september die erg goed scoorde. Dit in tegenstelling tot de Nederlandse situatie waar het juist die kinderen bleken te zijn met de grootste problemen. Voor iemand die goed tussen de regels door kan lezen, de peildatum in Engeland lag één maand eerder, namelijk op 1 september. Ook in de sport bleek er sprake van een geboortekwartaaleffect.

In de NHL bleek er sprake van een geboortekwartaaleffect. In Nederland bleek dat bij Ajax  toch wel heel veel kinderen geboren in de eerste drie maanden van het jaar. Ook in het volleybal bleek dit het geval. Hier speelde nog wel een anders,  het verschil tussen de nationale en de internationale peildatum. Waar de nationale peildatum lag op 1 oktober, lag de peildatum internationaal op 1 januari. Lees hierover het artikel van Daan Krijnen!

Oneerlijke concurrentie

Het geboortekwartaaleffect is eigenlijk, kort door de bocht, een vorm van oneerlijke concurrentie. Kinderen geboren in de eerste drie maanden van het jaar zijn over het algemeen fysiek sterker en geestelijk rijper. Zij lijken daardoor talentvoller. Hoe groter de spreiding, bij kinderen in de groei, hoe groter het onderscheid. Waar het effect in het onderwijs al naar voren kwam, is het vrij helder dat in de sport, waar gewerkt wordt met tweejaargroepen, het effect nog groter is. Want zelfs tweede jaars, geboren in de laatste maanden van het jaar behoren ook dan, vaak niet tot de oudste van de leeftijdscategorie.



Een ander bijkomend probleem realiseerde ik mij nu zo'n 6 jaar geleden. Ik zat voor een 10 minuten gesprek bij de leerkracht van groep 8. Het rekenen van mijn zoon was het onderwerp van gesprek. Waar ik vroeg hoe het ging met mijn zoon, begon de leerkracht mij uit te leggen hoe hij rekenles gaf aan de klas, hoe het met de klas ging. Op het moment dat ik aangaf dat ik slechts 10 minuten had gekregen en niet de vader was van een hele klas, moest de leerkracht even schakelen. Dit herkent natuurlijk iedere trainer. Trainers denken in groepen, niet individuen. Welke teamsporttrainer werkt met individuele ontwikkelplannen? Zelfs het aantal voetbaltrainers dat werkt vanuit vooraf omschreven jaarplannen is laag, laat staan dat dit nader uitgewerkt is naar individuele ontwikkelingsplannen. Trainers denken, net als die leerkracht in grootst gemene delers. Zij gaan net als die leerkracht voorbij aan het feit dat ontwikkeling vooral individueel is. Trainers binnen teamsporten doen er alles aan om van een groep individuen een team te maken, terwijl wij weten, tenminste dat hoop ik, dat de uitdaging van iedere trainer binnen een teamsport is ontwikkeling vooral individueel te benaderen. Waarom anders zouden veel teamsporters die stoppen met hun sport, stoppen met sport en gaan sporters die aan een meer individuele sport doen, na het stoppen met hun sport, veelal een andere sport doen?
Het valt dus ook niet mee om dit probleem op te lossen. Wij hebben 'willen winnen' in onze genen en dat moet er al heel, heel jong, in gepompt worden. Daarbij is het heel moeilijk om voorbij onze horizon te kijken. Het is enorm moeilijk om je als trainer te realiseren dat je ook maar een passant bent. Tot slot is het heel lastig om ontwikkeling individueel te zien. Tel daarbij op dat er nog steeds een vastgeroeste gedachte is dat echte talenten echt wel boven komen drijven en je hebt het recept tot een amper op te lossen probleem.
Het klinkt allemaal fantastisch en ik hoop echt dat de KNVB de BVO's zo ver krijgt dat wij hier vergelijkbare stappen kunnen zetten. Toch ben ik niet optimistisch. Een sport waarvan de vaandeldragers de eigen bond verwijten dat zij het winnen uit het voetbal hebben gesloopt, zal geen maatregelen nemen die er toeleiden dat er wedstrijden worden verloren. Als een willekeurige voetbalvader die zijn zoon succes wil wensen zegt:
"Wel winnen hè!" dan is er nog een wereld te winnen.

Het blijkt niet zo eenvoudig om dit probleem op te lossen. Op de eerste plaats zijn wij niet zo heel goed in om naar de toekomst te kijken. Van een kind dat op 9-10 jarige leeftijd goed is, is het maar helemaal de vraag of dat kind ook zo goed is als hij 19-20 jaar oud is. Hoe jonger een kind gescout wordt hoe moeilijker dat voorspellen natuurlijk is. In de sport kijken trainers vaak niet verder dan, als je geluk hebt een seizoen. Trainers bekijken met welke spelers zij kunnen scoren, kampioen kunnen worden. De trainer van de Jo9-1 is in het geheel niet bezig met de vraag of een speler die hij selecteert op dit moment misschien nog niet echt goed is, maar straks wel in het eerste of misschien nog wel hoger zou kunnen komen. Dat vraagt van elke individuele trainer dat hij beseft dat hij slechts een passant is, onderdeel is van een proces waarbij niet de trainer maar het sportende kind centraal staat.


Denken in groepen

Denemarken

Toch gaat men dat in Denemarken proberen, zo is te lezen in het laatste artikel van Michiel de Hoog. Flemming Berg, hoofd Ontwikkeling van de Deense voetbalbond vindt het niet langer te verkopen dat kinderen het niet redden omdat ze per ongeluk in een verkeerde maand geboren zijn. Waar in ons land, de afgelopen 30 jaar geen maatregelen genomen zijn en wij om de zoveel tijd concluderen dat het wel heel erg is maar wij daarna rustig doorslapen, worden er in Denemarken, door de bond maatregelen genomen. Sinds 1 januari gaan Deense BVO's, maar ook de omringende amateurclubs selectieteams samenstellen die 'geboortemaandneutraal" zijn. Hiervoor is een quota voor afgesproken. Dit komt er op neer dat minimaal de helft van de jongens in al die ploegen afkomstig moet zijn uit de tweede helft van het jaar. Dit is natuurlijk een geweldig experiment, maar los dit het probleem van het geboortekwartaaleffect op? Kunnen trainers, scout überhaupt de korte termijn resultaten loslaten om te komen tot resultaten op de langere termijn. Levert dit op de lange termijn ook betere voetballers op?

Ik moet eerlijk zeggen dat ik eind jaren 90 ook dacht dat het werken met quota een oplossing zou zijn. In een artikel dat ik destijds voor de Volley Techno schreef, onder de titel 'Als je voor een dubbeltje geboren bent' beschreef ik het opdelen van een leeftijdscategorie in vier halfjaar groepen. Trainers zouden dan per half jaar een zelfde aantal spelers moeten selecteren. Deze groepen zouden dan ook op verschillende tijden gezien moeten worden, om vergelijken zoveel mogelijk tegen te gaan. Ik had zelfs het idee dat deze selectietrainingen dan ook niet door de trainers uitgevoerd diende te worden die er dat seizoen daadwerkelijk mee zouden gaan werken. Zoals in het artikel van De Hoog terecht wordt benoemd, zitten hier bijeffecten aan deze werkwijze. Zo kan het gebeuren dat je een speler af laat vallen vanwege het quota en niet omdat hij op de langere termijn niet goed genoeg zou zijn. Omgedraaid zou er ook een speler door kunnen komen, omdat je binnen het quota in dat half jaar nog een speler moet selecteren. Er zit echter, zo lees je in het artikel, een dieper liggende gedachte achter. Doordat BVO's verplicht zijn met die quota te werken, moeten amateurclubs waar gescout wordt, dit ook op deze wijze organiseren.

Wat ik in mijn laatste blog al als idee benoemde, moeten de BVO's in Denemarken de amateurclubs clubs daadwerkelijk gaan ondersteunen, zij moeten helpen met het opleiden van interne scouts. De Hoog noemt dat in zijn artikel een nationaal deltaplan in talentherkenning. De Deense initiatiefnemers benoemen dat het een enorme klus gaat worden. Een van de redenen waarom het een klus gaat worden is dat teams die kiezen voor jongere kinderen vaker zullen verliezen. Houden ze dat vol? Houden ze, zo gaat De Hoog verder, het vertrouwen dat de ze de juiste spelers hebben geselecteerd?

Wat is talent? Waar gaan ze opletten? Dit zal onherroepelijk leiden tot discussie en wellicht tot conflict, maar is dat een probleem? Misschien is dit wel goed, want wat is dus een talent? Waar letten trainers echt op bij het selecteren? Ga hier nu eens juist de discussie over aan! Met het instellen van keiharde quota is men er nog niet in Denemarken. Er zijn in Denemarken meer acties in gang gezet. Lees hiervoor vooral het artikel van Michiel de Hoog: Het geboortemaandeffect verpest het voetbal. Denemarken doet het anders

Hockey Visie

Wij zijn in Nederland niet te spreken over alweer een WK waaraan wij niet deelnemen. Wij zijn niet te spreken over de prestaties van de Nederlandse clubs op Europees niveau, maar kennelijk gaat het nog niet slecht genoeg.

Ik moest even terugdenken aan een artikel dat ik las in het blad HockeyVisie. In het artikel een stappenplan voor de mentale begeleiding van jeugdige sporters. Per leeftijdsfase werden de kenmerken van die fase benoemd, met de daaraan gekoppelde handvatten voor mentale begeleiding. Het stappenplan begint, net als bij de jeugdopleiding van PSV, met de fase FUNdamentals. Het gaat hier, voor de jongens, om fase van 6-9 jarigen. Meisjes zijn iets eerder klaar. Het stappenplan sluit af met de fase "Training to compete". Dit is fase waarin de competitie, het winnen, geleerd moet worden, belangrijk wordt. Voor jongens heeft met het dan over de leeftijd 16 tot en met 19 jaar. Ook hier zijn de meisjes weer iets eerder klaar. Waarom toch zou de fase "Training to compete" zó laat in naar voren komen in dit stappenplan?

Als resultaten tellen ...

zaterdag 11 februari 2023

1 euro per doelpunt


"Vijftig cent als je scoort!"
"Aaahhh, vijftig cent, Opa?"
"Nou goed, 1 euro dan, maar dan moet je wel tenminste 1x scoren in de eerste helft!"
"Dat gaat lukken Opa! Let maar eens op!!!"

"Thij was de topscoorder van ons team. Een bal in de 16 op Thij was eigenlijk altijd raak. Hij wist dat hij goed was. Hij eiste de bal ook vaak op. Hij riep dan hard over het veld dan wij de bal maar naar hem moesten schieten en dat gebeurde dan ook. Met Thij in de ploeg, wonnen wij wedstrijden. Thij z'n ouders waren enorm trots op hun zoon. Hij werd ook gevolgd door Vitesse en het zou, volgens zijn vader, niet lang duren eer hij daar zou voetballen. Wij noemde hem ook, als grap, Messie II."


Thij verdiende ook met het spelen van voetbalwedstrijden. Zijn opa betaalde hem voor elk doelpunt wat hij maakte. Hoe meer doelpunten Thij maakte, hoe meer hij verdiende.

"Het was nu niet zo dat Thij al onze doelpunten maakte. Het was nu ook weer niet zo dat Thij niet miste of zijn actie gestopt werd door de keeper. Het was soms wel irritant. Lever je de bal in bij Thij, omdat hij zo nodig wil scoren, verpruts hij zijn kans. Het kwam ook vaak voor dat hij voor eigen succes ging, in een poging om weer 1 euro te verdienen. Wij vonden daar allemaal wel wat van, maar ja zolang Thij scoorde klaagde niemand."

"Met Thij als topscoorder promoveerde wij van de 1e klasse naar de Hoofdklasse. Dat was een niveautje anders. De tegenstanders waren sterker. De verdedigers waren sterker en als je er al één keer langs kwam, werd je de volgende keer toch echter onder de grasmat getrapt. Thij scoorde ook veel minder. Hij verdiende ook minder. Het was nu ook vaak Thij die er na afloop niks meer aan vond. Het was altijd onze schuld en dat was niet leuk! Er was ook vaker ruzie."

Thij maakte dat seizoen niet af. Nog voor de winterstop speelde hij zijn laatste competitiewedstrijd. Jammer voor het team, want hij was toch ooit een veel scorende spits. Jammer ook voor Thij, want voetballen was alles voor hem. De poster van het Nederlands elftal boven zijn bed. Daar zou hij ook spelen. Nu is alles anders. Is voetballen niet leuk meer.

Intrinsieke motivatie

Kinderen zijn intrinsiek gemotiveerd voor spel. Spelen is ongedwongen, kinderen bepalen de regels. Als kinderen later lid worden van de club komen er andere motivaties om de hoek kijken. Plots is er een trainer die de regels bepaald, is er een club die min of meer verwacht dat het team wel kampioen zal worden. Dit zijn motivatie die niet van binnen komen maar die door de buitenwacht, laten we zeggen opgelegd worden. Dit nu is wat wij extrinsieke motivatie noemen. Een dergelijk motivatie werkt zolang het behalen van de doelen die daaraan gekoppeld zijn ook behaald worden. Als winnen van de wedstrijd de drijfveer wordt dan is dat leuk zolang je blijft winnen. Lukt dat winnen niet meer zo makkelijk dan is het plezier in de sport ook snel over. De intrinsieke motivatie voor spel is vervangen door de extrinsieke motivatie voor winnen. Nu kan je winnen van de ander, wat lastig te organiseren is. De ander wil dat namelijk ook graag. Je kan ook winnen van jezelf. Je blijft dan bij jezelf. Dit heb je ook beter onder controle.  Je blijft dat intrinsiek gemotiveerd.

Uit onderzoek van VanRossum naar drop-outs binnen de sport bleek dat teamsporters die stoppen met sport helemaal stoppen met sport. Sporters binnen individuele sporten gaan vaak een andere sport doen, als zij stoppen met hun eigen sport. Wellicht dat individuele sporters meer gewend zijn om te denken in PR's, in het winnen van jezelf?

Thij

Thij vond voetbal fantastisch. Als hij maar even tijd had ging hij een balletje trappen. Zolang Thij doelpunten maakte bleef voetbal leuk. De intrinsieke motivatie voor het voetbal was echter vervangen door de extrinsieke motivatie om geld te verdienen. Dit werkte zolang Thij bleef scoren. Zodra dit moeilijker werd, werd ook voetbal minder leuk. Uiteindelijk gooide Thij zijn klossen in de afvalcontainer.

vrijdag 18 februari 2022

Winteren

 Na een tip van een goede kennis heb ik het boek Winteren, van Katherine May, gekocht. Een boek over, de titel zegt het al, over de winter, maar veel meer nog een boek over ons, over de mens en hoe wij rampspoed van ons af duwen. Een boek over het waanidee dat vooruitgang een liniair proces is, dat het altijd beter moet gaan, dat wij altijd moeten streven naar meer. May houdt ons voor dat ons leven veel meer een cylisch proces is. Een proces van gaan, gas terug nemen, rusten en weer gaan, om het simpel te houden. Net als eekhoorns, druk zijn met het aanleggen van een wintervoorraad en om het dan in de winter rustig erg aan te doen. Wij mensen zijn het hele jaar druk, stil stand is achteruit gang, hoor je dan ook regelmatig. Wij hebben afgeleerd om een pas op de plaats te maken, om even afstand te nemen van alles om ons heen. 


Over afleren gesproken. In onze drang naar verder, naar meer hebben wij veel afgeleerd. Vooruitgang komt met gebreken. Na de tzunamie in 2004 bleek dat veel mensen in de kustgebieden waren omgekomen. Bij het ontbreken van een tzunamie waarschuwingssysteem, waren veel mensen te laat gevlucht. De dieren hadden dit beter voor elkaar. Zij hebben een soort intern waarschuwingssysteem, een soort collectief geheugen, dat maakte dat zij adequaat handelen op basis van signalen die zij opvangen. Waar wij denken dat wij vooruit gaan, zouden wij ons af moeten vragen of er geen sprake is van degeneratie. Wij kloppen ons zelf vaak op de borst. Kijk ons eens, maar is dat ook terecht? Zijn wij niet gewoon steeds meer egoistische solisten  geworden, die in de loop der tijd van alles hebben afgeleerd en zijn vergeten? 

Katherine May maakt in haar boek enkele malen de vergelijking met de dierenwereld.Zo maakte zij ook de vergelijking met een bijenvolk. Een bijenvolk als organisme, losse onderdelen die tot in perfectie samenleven en samenwerken. Wij het lezen van deze vergelijking moest ik terugdenken aan een verhaal dat ik zelf jaren geleden heb geschreven, waarmee ik in België zelfs een prijs heb gewonnen. In dat verhaal maakte ik de vergelijking tussen het menselijk lichaam en Europa. Ons lichaam is ook een samenspel van nauw samenwerkende organen, die op hun beurt weer bestaan uit cellen. Elke cel heeft een kern met daaromheen een celwand. Een ongebreidelde groei van de cel, leidt tot problemen met de celwand. Net als bij een fietsband die je, tijdens het plakken van je band, veel te hard oppomt, dan wordt de buitenwand dun, met alle gevolgen van dien. In mijn verhaal over de celdeling, een pleidooi om oog te hebben voor de celwand, die overigens doorlaatbaar is, maar ook voor de celkern. In het verhaal ook een metafoor over een kampvuur en het feit dat mensen die direct om het vuur zitten zich het best warm hebben, terwijl de mensen die achteraan zitten, de warmte minder voelen en het kampvuur soms in het geheel niet meer kunnen zien. De metafoor vertaalt naar Europa, de boer in Roemenië zullen veel minder de voordelen van een verenigd Europa ervaren dan de mensen die dichter bij de kern zitten. In de metafoor van het bijenvolk zien wij nog iets anders, namelijk de rol van de koningin. Het bijzondere aan het bijenvolk is dat bijen allemaal een eigen taak hebben maar niet te beroerd zijn om taken over te nemen. De bijen die buiten de kast gaan, zijn ook het beste beveiligd em hoe ouder de bij, hoe beter beveiligd. Ik wist dit niet, maar als de prik van een bij enorm veel pijn doet, weet je zeker dat het een oude, ervaren bij is. Toch is een bijenvolk niets menselijks vreemd. Want, in belang van het grotere, kan een oude, zwakke bij verstoten worden. Als ze niet meer nuttig zijn, dan wordt de bij gewoon de toegang tot de bijenkast ontzegd. 



Je zou het kunnen vergelijking met wat de Nazi's deden in de  Tweede Wereldoorlog, gehandicapten en, zoals zij dat noemde, de associale, werden in concentratiekampen gestopt. Ook nu zien wij, als de oplossing om de samenleving open te houden, het wegstoppen van de kwestbaren in de samenleving. May roept dan ook op om geen bij te zijn. Mensen hebben het vermogen om met teleurstellingen om te gaan, er weer bovenop te komen, om beloning uit te stellen. Onze samenleving is oneindig complexer, met alle mogelijkheden en onmogelijkheden, hebben wij oneindig veel keuzes. Wij moeten het alleen zien en nog doen. 





zondag 17 mei 2020

Cruciale beroepen

Eerlijk is eerlijk, ik had nog niet veel nagedacht over wat nu cruciale beroepen zijn en wat niet. Sterker nog, toen ik enkele jaren geleden mij midden in een reorganisatie bevond en de directeur mij vroeg of zij ook zonder mij zouden kunnen heb ik volmondig ja gezegd. Ik vind mij zelf niet onmisbaar. Aandacht voor de arbeidsomstandigheden kan je, zo vond ik, kan je prima organiseren zonder dat je ergens in de organisatie iemand hebt die overal op let. Ik heb eigenlijk best wel moeite met mensen die zich zelf enorm belangrijk vinden. Draait het dan alleen om jou, denk ik dan. In die zin vond ik de afgelopen weken de manier waarop Mark Rutte de rol van de premier van ons land invulde heel prettig. Hij had de eindverantwoordelijkheid voor het reilen en zeilen van ons land in de Corona crisis, maar  hij wees er continu op dat hij dit niet alleen deed en dat hij zich liet adviseren door derden. Zelf de premier van ons land kan het niet alleen.

De kroegen waren gesloten, de restaurant waren dicht en ook een filmpje zat er even niet in. Hoewel er best mensen zullen zijn die dit alles vreselijk gemist hebben, kwamen wij de dagen best door. Ook werden alle sportcompetities gestopt. Wat iedereen van afstand al zag aankomen, maar waar de KNVB en veel supporters niet aan wilde geloven, de eredivisie en de eerste divisie van het betaald voetbal werden gestaakt. Het was leiden in last, maar ook daar kwam iedereen wel over heen. Natuurlijk bewegen is enorm belangrijk en ja, een goede basis gezondheid is zeker in deze Corona crisis letterlijk van levens belang. Sport gaat echter over meer dan de competitie. Sport gaat vooral over bewegen en juist bewegen is gezond. Mensen die beweren dat het volk niets anders wil dan brood en spelen hebben de afgelopen eeuwen iets gemist. De scholen gingen dicht maar ook zonder onderwijs konden wij niet. Het afval zo maar aan de wegzetten is wat gebeurde maar het gewoon maar laten staan? Ook de vuilnisman bleek van levensbelang. In een wereld waar hygiëne plots niet meer overdreven, maar bittere noodzaak bleek, was ook de interieurverzorgster cruciaal. De boeren kregen tot voor heel kort overal de schuld van, maar wij kunnen niet zonder eten en ook de bakker, het wordt wat lastig. Het is moeilijk te verkroppen maar de grootgrutter uit Zaandam, wij kunnen niet zonder. Ik kan best zonder de kroeg. Ik kan zonder alcohol, maar een gewoon ontbijt.

Als alles achter de rug is, zou alles dan anders zijn? Zouden dan verpleegkundigen de belangrijkste beroepsgroep zijn? Zouden wij dan minder consumeren? Zouden boeren dan niet meer de paria zijn van de samenleving. Zouden verpleegkundige en verzorgende dan een goed salaris krijgen, zodat zij niet op de knieën hoeven voor een gratis reisje van de KLM? Zouden wij, als alles achter de rug is, alles samen doen, in plaats van alleen voor jezelf kiezen?



zaterdag 7 december 2019

De maakbare samenleving

In februari 2017 schreef ik een blog over de vuilstortplaats tegenover ons huis. Ik was niet per definitie tegen het scheiden van afval en het werken met een financiële prikkel om dat scheiden van afval, het bewust om gaan met afval te stimuleren. Ik had dus niet direct een stukje klaar liggen toen pal tegenover ons huis een Diftar container geplaatst werd. Het blog kwam toestand nadat bleek dat Diftar toch ook minder leuke kanten kende. Omdat er betaald moest worden voor iedere storting, probeerde de gebruikers niet één vuilniszak maar wel meer in een keer in de container te proppen en als dat niet lukte kon het gebeuren dat iemand met zijn volle gewicht in de container ging staan met als gevolg dat de container kapot ging. Het geen dan weer leidde tot het bijplaatsen van afval. De gemeente reageerde adequaat. De container werd vervangen door een robuuster model. Het ging daarna een tijd goed, tot ongeveer een jaar geleden. Plots werd er weer afval naast de container geplaatst. Dit bijplaatste gebeurde altijd 's nachts. Het afval trekt dieren aan, katten, soms vogels en ook ratten zijn al gesignaleerd.

Telkens maakte ik een meldin bij de gemeente. Een enkel keer heb ik ook de toezichthouder Openbare Ruimte gesproken. Bij elke melding diende zij op te draven en werd er gevraagd om handhaving. Het was dweilen met de kraan open, zo gaf men aan. De pakkans was bijna 0. Het failliet van het systeem. Als de pakkans zeer klein is kan je concluderen dat het bijplaatsen kennelijk loont, wamt wat is dan de winst van het systeem? Op dit moment vindt het bijplaatsen, noem het dumpen, van afval bijna dagelijks plaats. De toezichthouder, als ook de afvalverwerker rijden dagelijks hun rondes om te bekijken of er toch ergens nog gehandhaafd kan worden en om het gedumpte afval op te halen. Wat zou dat kosten? Aan de ene kant wil je de afvalberg reduceren en terecht. Aan de andere kant leiden de maatregelen tot een enorme berg aan frustratie, maar ook kosten en wat zou het dagelijks laten rondrijden van deze wagens doen met het milieu? Ik vroeg mij af of het systeem ooit wel eens is geëvalueerd en wat daar dan de uitkomst van was.

Tot slot las ik enige tijd terug een artikel in het magazine van de NVRD.  De NVRD verenigt de Nederlandse gemeenten en hun publieke bedrijven die verantwoordelijk zijn voor het afvalbeheer en het beheer van de openbare ruimte. Zij ondersteunen hen bij het bereiken van hun doelstellingen en brengen professionals bij elkaar. Een prima club lijkt mij. In het bewuste artikel werden de gemeente Uden en de gemeente Peel en Maas opgevoerd. Binnen deze gemeentes realiseert men een afvalreductie, die zelfs onder de landelijke doelstelling ligt en dat zonder Diftar.

Wat zou de gemeente doen met deze informatie? Iemand noemde Diftar laatst het Heilige Huisje van de gemeente. Het kan toch niet zo zijn dat een gemeente verpaupering van een woonwijk accepteert en de eigen systemen niet tegen net licht wil houden?

Dit is Diftar:

































zaterdag 25 augustus 2018

Kwaliteit van zorg

In mijn timeline op Twitter kwam afgelopen week een berichtje voor mij van een verpleegkundige die oprecht apetrots was op haar nog jonge collega. Deze collega bleek een net afgestudeerde VIG-er van net 19 jaar. Zij draaide in haar  eentje een afdeling van 30 cliënten met in de laatste stadium van dementie. Natuurlijk moet je trots zijn op deze collega. Ga er maar aan staan, je komt koud van school en je hebt de verantwoordelijk voor de zorg van 30 cliënten met een complexe zorgvraag.

Op de tweet van deze trotse verpleegkundige kwamen een hoop reactie. Zo waren er lezers die het over grens van de kwaliteit van zorg vonden gaan. Er waren ook lezers die aangaven dat dit doodnormaal was en dat anderen echt niet wisten waar zij het over hadden.

Ik heb zelf in de jaren 80 van de vorige eeuw de opleiding tot psychiatrisch verpleegkundige afgerond. Overdag stond ik alleen op een groep van 12 cliënten. 's Nachts echter had ik, samen met nog één collega de verantwoordelijkheid over zo'n 120 cliënten, welke ook nog eens woonde in 4 woningen waarvan er een drie woonlagen telde. In het begin stond hier nog een nachthoofd boven. Iemand met wie je kon afstemmen, iemand die er ter assistentie kon inroepen. Of dit verantwoord was? Het ging vaak gewoon goed, laten wij het daar op houden. Of dit nu de kwaliteit van zorg was die je wilde leveren? Ik heb er wel zo mijn gedachten over gehad. Daar tegenover stond dat ik die verantwoordelijkheid gedurende de nacht geweldig vond. Later verviel de functie van het nachthoofd en had ik, als ik dienst had, als EVV-er ook de eindverantwoordelijkheid over nog enkele afdelingen. Of dit verantwoord was? Ja, daar kan je kritische vragen bij stellen. Ook hier geldt dat het toch vaak goed ging.

Ik heb mijzelf regelmatig afgevraagd of ik hier, onder deze condities, zelf opgenomen wilde worden of dat ik zou vinden dat mijn ouders op deze wijze zorg zouden moeten kunnen krijgen. Regelmatig kwam ik tot de conclusie dat ik, als ik het dan op mijzelf betrok, hier niet positief op kon antwoorden. Zo heb ik ooit een man met terminale longkanker alleen moeten laten nadat ik hem morfine had gegeven. Hij was als de dood om alleen dood te gaan en vroeg mij of ik even bij hem kon blijven. Dit deed ik natuurlijk, tot het moment dat mijn collega belde met de vraag of ik terug kon komen omdat een andere cliënt tot op het bot gespannen in kantoor stond en dreigde alles kort en klein te slaan. Uiteindelijk is het agressie incident goed afgelopen is is de man met longkanker niet alleen en niet in mijn dienst overleden. Als je het echter wel beschouwd is dit eigenlijk een volstrekt onwenselijke situatie.

In mijn opleiding tot verpleegkunde heb ik op een opname afdeling oudere psychiatrie gewerkt. Daar draaide als verpleegkundige alleen de nachtdienst en was het aantal cliënten ook aanzienlijk. Ook daar ging het altijd goed. De cliënten sliepen en als je de kans had dat ze uit bed zouden komen met alle gevolgen van dien dan waren daar bedhekjes en Zweedse banden. Sommige mannelijke cliënten hadden ook een condoomkatheter. De nacht waren rustig en mocht er een cliënt uitkomen, de afdeling was open, maar de kliniek niet. Dat er mensen uit bed kwamen viel ook nog wel mee want de meeste hadden het nodige aan avondmedicatie.

Ik heb mij in die periode eerlijk gezegd nooit afgevraagd of ik al de cliënten er bij brand ook snel uit zou kunnen krijgen. Zou dan dan een voor  een met bed er uitrijden worden of zou ik iedereen gaan wekken om de mensen daarna een voor heen naar buiten te begeleiden en wie zorgt er dan buiten voor dat niemand het pand weer inloopt omdat ze toevallig wat vergeten zijn? Hoe zou gaan als er ook nog sprake was van een trappenhuis en meerdere woonlagen, waarbij de lift dan bij brand niet gebruikt mocht worden?

Wat is kwaliteit van zorg en wanneer kan je stellen dat je over de rand gevallen bent?
Op de website van Vilans staat de volgende tekst, noem het een definitie:
"Met cliënten, familie en andere zorgprofessionals in gesprek gaan over wat goede zorg betekent. Dát is werken aan kwaliteit."

Op de website van de vereniging van verpleegkundige en verzorgende staat een soortgelijke tekst.
In ons werk zijn we dagelijks onderdeel van het leven van patiënten of cliënten. Zij vertrouwen ons de zorg toe. Sta jij er wel eens bij stil waar jij het verschil maakt?

Vraag jij je wel eens af of je goede zorg hebt geleverd? Of juist waarom de zorg die je geleverd hebt de goede zorg voor die specifieke patiënt is geweest? Waar maak je dat uit op? Waar baseer je je handelen op? Zijn dit onderwerpen van gesprek binnen jouw team?

Kwaliteit lijkt op deze wijze een vrij subjectief begrip. Heb het er met elkaar over, trek daar conclusies uit en dan is het goed. Verbetering van kwaliteit wordt zo het samen overleggen over  wat je nu een betere kwaliteit vindt en daar dan naar toe werken. Laat ik dan de knuppel in het spreekwoordelijke hoenderhok gooien. Met 1 verpleegkundige een groep van 30 cliënten met een complexe zorgvraag begeleiden is niet een fantastische uitdaging maar is ver over de rand van wat je de kwaliteit van zorg zou kunnen noemen. Niet omdat het niet zou kunnen en dat het niet omdat het toch wel een keertje mis kan gaan, maar omdat je het niet zou moeten wensen, niet voor voor je ouders en niet voor jezelf als je later oud bent. In de zorg gaat het om de menselijke maat en niet om massa productie.


maandag 19 februari 2018

In een extraverte wereld

"Jouw heb ik nog niet gehoord, zei een collega in een werkoverleg laatst tegen mij."
Het klopte, tot dat moment had ik nog niets gezegd. Dat wil niet zeggen dat ik geen mening heb, niet over de zaken nagedacht had. Ik denk veel na, er gebeurd veel in mijn hoofd, maar ik sta niet te popelen om daar ook altijd direct mee naar buiten te treden. Ik sta echter niet graag in het middelpunt van de belangstelling. Ik vind één op één contact binnen een groep prettiger dan binnen een hele groep, zeker als ik velen niet ken. Ik ben introvert , ik twijfel, ik ben voorzichtig en dat wordt niet altijd geaccepteerd in een maatschappij die ingericht is op zelfverzekerde, extraverte mensen. Toch ben ik niet alleen, ik heb een uitgebreide vriendenkring. Ik ben een netwerkwerker, met een wereldwijd netwerk maar op momenten vind ik het prettig om alleen te zijn om na te denken. Ik druk mij ook beter uit in geschreven taal dan mondeling.

Ik ben altijd een stille, serieuze, jongen geweest. Een familielid noemde mij ooit de filosoof van de familie omdat altijd zo diep nadacht over dingen waar een kind van mijn leeftijd niet normaal gesproken niet over nadenkt. Toch was een spreekbeurt zo'n beetje het eerste dat ik moest doen. Een mondeling Nederlands ging vroeger nog over de inhoudt. Tegenwoordig krijg je punten aftrek omdat je, van al de spanning, monotoon praat. Debatteren is een vak. Wij moeten altijd en overal een mening over hebben en dat ook nog uiten ook. Tijdens de ledenvergadering van de sportvereniging hebben altijd het vaste groepje mensen het hoogste woord. Of dat ook altijd de meest zinvolle inbreng is?




dinsdag 6 februari 2018

Paranoia

Ongeveer twee weken geleden, het was weekend, had ik op Twitter, een discussie over het nut van een externe vertrouwenspersoon. Ik pleitte voor het inzetten van een onafhankelijke, externe, vertrouwenspersoon op het moment dat bij pesten op de werkvloer, de werkgever, de leidinggevende de pester is. Ik probeerde in de discussie nog uit te leggen dat een interne vertrouwenspersoon, minder onafhankelijk is en dat je zelfs bij een externe vertrouwenspersoon zou moeten werken aan een systeem, vergelijkbaar met de patiënt vertrouwenspersoon binnen de geestelijke gezondheidszorg, waarbij de externe vertrouwenspersoon niet direct betaald wordt door de werkgever. Ik kreeg veel over mij heen en reacties van mensen die aangaven dat het echt onzin was wat ik schreef, werden driftig geliked.
Afbeeldingsresultaat voor Angst

zaterdag 4 november 2017

Op een voetstuk

Een goede kennis van mij verzuchtte dat zij helemaal ontdaan was door de rel die rond haar gedroomde steracteur was ontstaan. Kevin Spacey wordt ook per direct uit de serie House of Cards geschreven. Hij zal wel ergens in een onbekend ver land neerstorten en nooit meer gevonden worden. Zo eenvoudig gaat dat. Mijn favoriete acteur, Dustin Hofmann bleek ook niet zo ideaal te zijn dan dat ik dacht. Weinstein, ik kende de man niet, maar bleek de kroon te spannen en ging hen nog voor en o-ja Bill Cosby was daar ook nog. Blauw gelachen om de Cosby show maar dat is nu wel een soort gylty pleasure. Weten wij wat Cosby bij daar bij andere in de koffie heeft gedaan? Na Strauss Kahn, bleken ook in het Brits lagerhuis enkele, bekende kopstukken danig van hun voetstuk te vallen.  In Schaarsbergen dachten enkele leidinggevende dat zij met enkele nieuwe rekruten wel zo'n beetje alles konden uithalen wat in hun brein naar voren kwam, waarbij zij er ook nog mee weg konden komen. Wat al deze incidenten gemeen hebben is dat al deze daders het idee hadden dat ze er mee weg konden komen.Niemand durfde er iets aan te doen, bang niet geloofd te worden, bang voor de eigen carrière, bang voor alles. Daders zeiden soms ook letterlijk dat ze niet van tegenspraak gediend waren en dat een klacht niet goed zou zijn voor de carrière van het slachtoffer. Soms ook wordt ongewenst gedrag zelfs na afloop goed gepraat. Diekstra gaf bij Pauw laatst aan dat wat hem betreft bepaalde vormen van onaangepast gedrag er nu eenmaal bij hoorde. Dat de militaire vakbond nu plots pleitte voor het afschaffen van ontgroeningen in het leger, dat was zo overtrokken. Ja, want het leger moest echte kerels van je maken. Geen watjes die aan het front hard weglopen. Het is het niveau bedrijfsvoering uit de tijd van de trekschuit en de veenstekers.

Ik denk dat wij mensen wat minder op een voetstuk moeten plaatsen. Mensen zijn niet onfeilbaar. Als wij mensen wat minder op een voetstuk plaatsen, kunnen ze ook makkelijker aangesproken worden en zien wij sneller wanneer het fout dreigt te gaan. Uit de geschiedenis weten wij al langer wat er kan gebeuren als mensen verheerlijkt worden, wanneer zij zelf gaan geloven dat zij superieur zijn. Een beeldenstorm avant la lettre


woensdag 23 november 2016

Nieuwe uitdagingen

De gezondheidszorgsector is aan het veranderen. Dat is niet altijd verkeerd, soms leidt dit tot beter nadenken over de kwaliteit van zorg. Soms ook is de markt doorgeschoten en leidt dit tot verschraling van de zorg op een wijze die mensonterend is. Natuurlijk kan je de zorg organiseren met minder of wellicht zelfs zonder managers. Ook adviseurs, dat kan best wat minder. Laten we het over de zorg hebben, terug naar de basis. Als wij managers afschaffen, adviseurs aan de kant schuiven, ontstaat er een gat, dat door de werkvloer ingevuld zal moeten worden. Dit is niet één op één mogelijk. Een verpleegkundige is opgeleid om te verplegen. Een verpleegkundige heeft in zijn opleiding niet iets geleerd over werving en selectie, heeft niet iets geleerd over brandveiligheid en fysieke belastend werk, dat deed je gewoon.

zondag 19 juni 2016

Overbodig

De zorg staat onder spanning. De zorg moet goedkoper, elke euro die je te veel uitgeeft aan de zorg voor de ander is er één te veel. Dit is het adagium als je de zorg over laat aan de markt. De zorg is natuurlijk over gereguleerd en managers, de mensen die alles altijd beter wisten, zijn in wezen overbodig. De nieuwe manager is iemand die zich zelf overbodig maakt. De sleutel het succes van Buurtzorg zijn de lage overheadkosten. De teams organiseren zich zelf. De taken die niet tot de directe zorgverlening behoren worden onder de medewerkers verdeeld.  Voor creativiteit en vernieuwing  heb je mensen nodig die geloven in groei. Mensen met een groeimindset. Organisatie die willen veranderen, hebben dus mensen nodig met een groeimindset, die zich zelf overbodig maken. Veranderen is niet eenvoudig. Veranderen is loslaten, is vertrouwen hebben op de toekomst. Mensen streven toch vaak naar veiligheid, naar zekerheid.


Less is more

Zo'n beetje elk bedrijf in ons land heeft vacatures. Dat is op zich geen opzienbarend nieuws, maar wat bijzonder is, is dat er meer vaca...