donderdag 18 december 2014

Trauma met terugwerkende kracht

     'Bij me komen!', schreeuwt de juf,'en neem je rekenboek mee'.
Ik kijk de juf verschikt aan.
     'Ja, jij, hierkomen', gaat ze kwaad verder.
Ik pak mij rekenboek en loop schoorvoetend tussen de tafeltjes door naar voren. Met een klap smijt de juf een schriftje voor mij neus.
    'Wat ben jij een dom uilskuiken', bijt ze me toe. 'Kan jij nou helemaal niets? Waar moet dit eindigen?', vraagt ze met een blik van walging.
Ik durf haar niet te kijken. Met het hoofd gebogen, kijk ik juffrouw Bakker angstig aan.
    'Kijk me aan, als ik tegen je praat!', schreeuwt ze. 'Wat ga je hier nu aan doen?', vraagt ze.
    'Ik weet het niet juf', zeg ik.
   
'Dat dacht ik al. Wat weet jij nu eigenlijk wel?', vraagt ze.


Bedachtzaam sla ik het schriftje dicht. Ik zit weer gewoon op de bank, voor de televisie. Het acht-uur journaal is net voorbij. Ik kijk nog eens op de voorkant van het schriftje. Klas 4, lees ik. Klas 4, hoe oud was ik toen eigenlijk? Wat een manier op met kinderen om te gaan. Wie was dat, mevrouw Bakker? Waarom deed ze zo? Allemaal vragen schieten door m'n hoofd. Waarschijnlijk leeft ze niet eens meer, zit ik me te bedenken.
    'Waar zit je aan te denken?', vraagt mijn vrouw.
    'Oooh, niets, gewoon aan die goede oude tijd. Die tijd die nooit meer terugkomt', zeg ik en schenk      nog eens een kopje koffie in.


woensdag 17 december 2014

POP


Op mijn allereerste vakantiedag ben ik er maar eens voor gaan zitten, de vragenlijst naar succesfactoren in sport en werk. Een vragenlijst waarbij de relatie werd gelegd tussen sport en werk. Het idee hierachter is, de vraag wat wij ons dagelijks werk kunnen leren van de sport. In mijn overtuiging meer dan wij op het eerste gezicht denken. Toch kijken wij zelden over onze muurtjes, sportverenigingen blijven eilanden bestuurt door hobbyisten en bedrijven blijven niet te nemen bastions, met bestuurders die elkaar elkaar de ene bonus na de andere bonus cadeau doen. De bewoners van deze eilanden, deze kastelen van wellust, zijn vooral naar binnen gericht, ook al doet de motivatie tot het verstrekken van de bonussen anders doen geloven.

De eilandraad heeft als doel het eiland zo goed mogelijk te besturen, waarbij het hogere doel vaak geformuleerd wordt als het aanbieden van sportactiviteiten voor alle bewoners van het eiland. Met andere woorden, voor elke eilandbewoner wat wils. Het toverwoord dat de eilandraad hier tegenwoordig vaak bij gebruikt is talentontwikkeling. Talentontwikkeling staat voor het ontwikkelen van een ieders talenten. Er vanuit gaand dat iedereen bepaalde talenten heeft, dienen deze talenten ondekt en ontplooid te worden. Wie kan daar nu op tegen zijn? De eilandraad hanteert echter een dubbele agenda. Onder de noemer talentontwikkeling struinen ze het hele eiland af, op zoek naar talentvolle sporters, talentvolle roeiers. De achterliggende gedachte achter talentontwikkeling is niet het aanbieden van sportactiviteiten aan alle bewoners van het eiland. De achterliggende gedachte is de Nations Cup, de roeiwedstrijd tussen de eilanden, ieder tweede week van juli. Er wordt niet gevraagd wil jij wel die wedstrijd roeien, er wordt niet eens gevraagd of iemand überhaupt kan roeien, nee er wordt gekeken naar iemands fysieke kenmerken. Pas je bij wijze van spreken in de boot, dan leren ze je wel roeien. Dat is talentontwikkeling. Menig roeier is zo in de boot genomen.

Donker

Het is al aan het schemeren als ik, voor mijn kantoor, de bus in stap naar huis. Ik ben niet de enige die zijn werkdag er op heeft zitten. De bus zit vrij vol. Halverwege de bus is nog een plaatsje vrij. Ik haal de Spits uit mijn tas en probeer het nieuws van de dag door te nemen.
Enkele bushaltes en een paar straten verderop stopt de bus. De deuren gaan open. Ik hoor een getik. Het lijkt alsof iemand, met iets van metaal, tegen de bus aan tikt. Ik leg de krant op mijn schoot en kijk naar buiten. Voor de bus staat een oudere dame, met een grote donkere zonnebril op.
“Is dit lijn 5, die door de Wapenrustlaan rijdt?”
“Nee, ik ben bus 15, maar ik rij wel door de Wapenrustlaan”
“Weet u waar de Auroralaan is, daar moet ik er uit?”
“Nee, het spijt me, ik ben hier niet bekend.”
“Op de heenweg was het de eerste halte aan de linkerkant. Het zal nu wel, nou ja, aan de rechterkant zijn.”
“Chauffeur, de halte Auroralaan is de laatste halte in de Wapenrustlaan” roept iemand van achter uit de bus.
“Dank u wel” zegt de chauffeur.
“Ik waarschuw u wel als ik er ben” zegt hij dan tegen de dame.
De dame loopt tastend door het gangpad, de stok strak tegen zich aanhoudend. Glijdend gaat haar oude hand langs de banken. De mensen in de bus kijken naar de schuifelende dame, maar niemand staat voor haar op.
“Komt u hier maar zitten” zeg ik en pak de dame bij de mouw van haar jas.
“Dank u wel mijnheer. Is daar nog plaats?”
“Ja hoor, komt u maar naast mij zitten.”
“Dank u beleeft, u bent werkelijk een heer” zegt de dame.
“Dat valt ook wel mee. Het is niet meer dan normaal, dat ik voor u op sta.”
“Nou, tegenwoordig is het niet meer zo vanzelfsprekend dat mensen opstaan voor een oude-van-dagen”
“Daar heeft u helemaal gelijk in en dat stoort mij enorm. Ik vind dat de jeugd van tegenwoordig wat meer respect mag tonen. Ze voeren niets uit, ze hangen maar, ze vernielen maar, altijd keiharde muziek, wat iedereen maar mooi moet vinden. Ze schelden iedereen maar uit, nooit is het hun probleem, nee respect is ver te zoeken. Dat is iets uit de vorige eeuw.”
“Als ik vragen mag, u bent toch niet zo oud?”
“Nee, dat valt nog reuze mee. Ik ben geboren in 1971, dus dan ben ik …”
“Dan bent u net zo oud als mijn oudste kleinkind. Ach meneer, zo veel verschilt de jeugd van nu niet met de jeugd van vroeger. Toen ik zo oud was als de jeugd van tegenwoordig, was ik net zo. Mijn ouders waren ook streng en ouderwets en school, liever niet. Het was oorlog en school was niet altijd fijn. Soms gingen wij niet eens naar school. U wilt mij vast niet geloven, maar iedere avond Mens-erger-je-niet spelen met je vader en moeder, is op een moment ook vervelend. Nee, zo donker zie ik onze samenleving niet in.”
Een donkere jongen, van een jaar of 15, honkbalpetje op, draait zich even om en kijkt mij glimlachend aan. Ik krijg een warm gevoel. Mijn hoofd doet opeens enorm pijn. Ik kan wel door de grond zakken.
“Halte Auroralaan” klinkt het dan door de bus.
“Ben ik er al bijna?”
“U bent er bijna. De volgende halte moet u er uit. Ik zal wel even op het knopje drukken.”
Als ik op het knopje springt het lichtje voor in de bus op rood. De bus remt langzaam en stopt bij de halte.
“Ik zal u even helpen” zeg ik.
“Dank u zeer, u bent echt een bijzonder vriendelijke jongeman”
Ik sta op, pak de dame bij de hand en help haar voorzichtig overeind. Ik loop wel even met u mee naar de deur. De dame pakt haar stok. Behoedzaam loopt ze de trap af, tikkend tegen de wanden van de deuropening.
“Het is donker buiten” zeg ik volledig overbodig.

“Voor mij schijnt de zon altijd jongeman.”De dame zet haar zonnebril nog maar een goed en loopt dat het pad af, richting de huizen aan de Auroralaan.

Bereidwillig



"Zou je bereid zijn harder te rijden dan de toegestane maximum snelheid, als de klant daarom zou vragen", vraagt een jongeman aan een andere jongeman, die tegenover hem zit. De ander aarzelt even en zegt dan dat hij hier niet toe bereid is. De man die de vraag zojuist stelde begint wat zenuwachtig met z'n pen te frummelen. De laptop, die hij op zijn schoot heeft staan, danst plots even kritisch heen en weer. Hij kijkt om zich heen en zegt dan wat zachter: "Wij zouden er geen bezwaar tegen hebben. Er zijn zo van die wegen, maar je best wat harder mag rijden van ons. De A32 bij Leeuwarden bijvoorbeeld, daar is het vaak zo rustig. Zorg echter wel dat je niet geflist wordt, snap je? Dan zijn de bonnen voor jou". De ander knikt begrijpend. De man met de laptop kijkt weer om zich heen, buigt zich naar de ander en dan verlaten ze de zaak. De laptoptas zetten ze achter de bar, het notitieblok met de pen, laten ze op de tafel liggen. Typisch een sollicitatiegesprek. Vandaag ben ik weer in de Social ground Coffee Lounge in Amersfoort. Op weg naar Zeist voor een afspraak, de bus laat even op zich wachten. Het is er minder druk, maar de koffie blijft prima. Dit maal geen sollicitatiegesprekken, wel wordt de leestafel gebruikt voor, ik vermoed, een werkoverleg. "Zou ik van u de krant even mogen inzien", vraagt iemand, "Ooh, jawel, u mag hem wel houden, ik heb 'm al uit", zeg ik bereidwillig en vervolg mijn reis.


INFJ

Vanmiddag een sollicitatiegesprek gehad. Binnen mijn huidige werk, gaat er het nodige gereorganiseerd worden en ik weet niet zeker of mijn functie ook eind volgend jaar nog bestaat. Op zoek naar een nieuwe uitdaging, liefst ook dichter bij huis. Vanmiddag dus op gesprek.  Mijn sollicitatiegesprekken zijn over het algemeen prima; ik weet mij daarin aardig te verkopen.  In gesprekken wil het nog wel eens fout gaan.  Of ik voel mij niet serieus genomen en wordt dan erg adrem, onhandig als je aangenomen wil worden. Of ik kan niet goed verwoorden wat ik feitelijk wil zeggen.  Zo ook vanmiddag.
“Jij bent volgens mij erg goed in je vak, inhoudelijk bespeur in enorm veel kennis maar als je er nu op een afstand naar kijkt, hoe zet je dan de kader?”
Ik kon mijn gesprekspartner even niet volgen. Dit liet ik kennelijk ook zien.
“Snap je wat ik bedoel?”
“Nee, eerlijk gezegd niet.”
Mijn andere gesprekspartner weet direct wat er bedoeld wordt.
“Wij moeten eigenlijk alles van de grond af opbouwen, wij hebben eigenlijk niets. Heb jij daar ervaring mee?”
Ik leg uit dat ik eerder binnen een organisatie gewerkt heb waar men een behoorlijke achterstand had en hoe ik dit toen aangepakt heb. Ik vertel over de 5 W’s.  Het proces van het willen, het  weten, het wegen, daarna er aan werken om daarna de voortgang te bewaken.
“Ja, dit is eigenlijk niet wat ik bedoel. Probeer nu eens van een afstand er naar te kijken en bezie dan eens hoe jij de kaders uitzet.”
Het gesprek wordt ongemakkelijk en ik kom er niet meer uit. Eigenlijk weet ik exact wat er bedoeld wordt. Ik weet het alleen niet goed onder woorden te brengen.
Teruglopend naar de bushalte moet ik terugdenken aan het gesprek. Ik word daar wel verdrietig van. Ik weet prima wat ze bedoelen, alleen weet ik niet te verwoorden. Sterker, ik vraag mij af of de wijze waarop ze het in willen steken,  de juiste is maar ook dat heb ik niet gezegd.  Wat mij wel bezig houd is wel de vraag waarom ik, op dat moment niet weet te verwoorden, wat ik wil zeggen.  Niet alleen omdat mij dit nu is overkomen maar omdat wij dit wel vaker overkomt.  Op een of andere manier, als ik maar het idee heb dat andere mij niet kunnen volgen, duik ik in details, in metaforen wat het voor de ander er niet makkelijker opmaakt. Mensen zijn op een of andere manier in het geheel niet met details bezig en denken in beeldspraak is al helemaal niet voor velen weggelegd. Ik blijf zoeken, zoeken  en nadenken, dat is iets dat bij mij past.  




Less is more

Zo'n beetje elk bedrijf in ons land heeft vacatures. Dat is op zich geen opzienbarend nieuws, maar wat bijzonder is, is dat er meer vaca...