dinsdag 28 februari 2023

Ongeleid projectiel

Gisteren bezocht ik een amateur voetbalwedstrijd, een bekerwedstrijd, een kwartfinale bekerwedstrijd. De wedstrijd was al meerdere keren afgelast, vanwege het weer.

De bezoekende ploeg had veel publiek meegenomen. Ik was iets later, maar hoorde van ver al het geschreeuw. De wedstrijd was net 10 minuten op weg, maar het stond al 2-1 voor de thuisploeg. Op het veld gebeurde van alles, maar het geschreeuw kwam van de supporters. De supporters van het bezoekende team waren niet gelukkig met de scheidsrechter en dat lieten ze merken. Ook op het veld liepen de emoties hoog op. De spelers van de uitploeg waren meer bezig met de scheidsrechter dan met het eigen spel. Hoewel de tegenstander een klasse hoger speelde keken ze dan ook snel tegen een achterstand aan en zelfs nadat zij de gelijkmaker binnen tikte, bleef het gemekker maar doorgaan. De scheidsrechter trok een aantal keren een gele kaart en ook een tweede doelpunt voor de thuisploeg was niet verbazend. Ondertussen op de tribune raakte supporters van de uitploeg in een ruzie met supporters van de thuisploeg. Een oude man, vader van een van de spelers van de thuisploeg werd, onheus bejegend. Er ontstond ook wat verbaal geweld tussen de supporters en de bank van de thuisploeg. De uitploeg ging er niet beter van spelen en ook kort voor rust kreeg de thuisploeg een strafschop.

Na rust bleek dat de coach van de uitploeg zijn licht geraakte spelers er uit had gehaald. Ook het supportersfront van de uitploeg bleek scheurtjes te vertonen. Een enkele supporter had het uitvak verlaten en had een plek elders langs de lijn opgezocht.
"Ik schaam mij werkelijk kapot, " vertelde een vader van een van de spelers van de uitploeg.
"Het helpt niet, je schiet er niets mee op!"

De supporters van de thuisploeg hadden na de rust vrij massaal gekozen om ook op de tribune plaats te nemen. De rust leek weer gekeerd. De uitploeg met na rust de nodige wissels, ging ook beter spelen. Minder commentaar op de scheidsrechter, minder geschreeuw vanaf de tribune. De vader had gelijk. Het ongewenste gedrag op het veld, langs de lijn, leidt niet tot betere prestaties. Het enige waar dit toe leidt is een escalatie van de agressie. De spelers op het veld zijn niet meer bezig met de uitvoering, met het voetbal. Wil je als supporters dus dat de spelers op het veld beter gaan spelen, houd je mond, bemoei je er niet mee.

Nu heeft de coach, invloed op de mater waarin zijn spelers gefocused zijn. Spelers hebben ook zelf  invloed hebben op de mate waarin zij gefocused zijn op de uitvoering, op het voetbal. Supporters kunnen hier ook debet aan zijn. Een speler presteert optimaal als hij gefocused is. Een team presteert optimaal als de individuele spelers bezig zijn met hun taak. Wil je dat je ploeg goed speelt, wil je dat ze winnen? Dan moet je als supporter er voor zorgen dat de randvoorwaarden op orde zijn, houd dus, als het spannend wordt, vooral je mond.





zondag 26 februari 2023

Ontschotten

De tweede seizoenshelft is begonnen. De eerste wedstrijden zijn al weer gespeeld. Op naar een kampioenschap, of hard werkend om degradatie te voorkomen of gewoon meedeinen op de golven van de competitie. Aan het eind van dit seizoen zullen al die spelers weer op moeten voor de selectietrainingen. Dan wordt je weer gewogen en soms te licht bevonden.

Dan worden de teamindelingen bekend gemaakt. Dan is bekend welke spelers in de selectie elftallen mogen uitkomen en welke spelers meer recreatief mogen ballen. Selecteren is niet eenvoudig. Want doe maar eens een voorspelling over het verloop van een wedstrijd, laat staan over het verloop van een seizoen. Blijven al mijn spelers fit, lopen wij niet tegen, al dan niet onnodige, schorsingen aan? Hoe verloopt het seizoen bij de concurrentie? Ook dat is van invloed op het verloop van een wedstrijd, als ook de competitie. Wij maken onderscheid tussen resultaatdoelen en procesdoelen. Bij resultaatdoelen heb je het over kampioen worden, maar ook over niet degraderen. Bij procesdoelen heb je het over aannemen van de bal, het passen van een bal. Stukje moeilijker is dan het 1x raken. Dit soort doelen hebben spelers onder eigen controle en zijn daardoor een stuk uitdagender dan 'Wij moeten vanmiddag winnen van CSV Apeldoorn'. Wij kunnen van CSV verliezen, maar dan is het na afloop maar moeilijk aan te geven wat wij zouden moeten doen om uit wel van CSV te winnen. Is iedereen dan wel fit? Regent het dan minder hard? Is hun beste speler er dan weer bij of? Of is hij geblesseerd of wellicht geschorst? Steekt hun keeper dan een keertje niet in de vorm van zijn leven? Als een speler moeite heeft met passen en trappen, dan kan je als trainer wel zinvolle feedback over geven.  Er is ook niets zo frustrerend als het werken met resultaatdoelen. Het is namelijk een grote loterij. Wil je resultaten behalen, dan zal er gewerkt moeten worden met procesdoelen.

Geboortekwartaaleffecten

Heel recent bleek uit onderzoek dat in de gehele opleiding van PSV wel heel, heel veel spelers geboren te bleken te zijn in de maanden januari, februari en maart. Dit doet de vraag opploppen of een kind geboren in oktober, november of december dan helemaal niets kan. Natuurlijk is dat onzin. Dit zijn echter wel de kinderen die bij al die amateurclubs snel afvallen, met als motivatie "Het was leuk, maar net niet goed genoeg." Als een kind dat nog krijgt te horen heb je mazzel, want het gros van deze selectietrainers kan werkelijk niet aangeven waarom iemand is afgevallen en wat deze speler zou moeten doen om een volgende keer wel geselecteerd te worden. Dit zijn de kinderen die in de A2, de B2, de C2 e.d. terecht komen. Als een kind, geboren in oktober, november of december wél in een selectie jeugdelftal komt, is het echt een talent en het heeft een verdomd goede trainer, die dat ook nog eens zag. Na PSV-gate kregen voornamelijk de scouts de schuld. Dat is natuurlijk niet terecht want die scouts krijgen, tenminste dat mag ik hopen, een helder takenpakket mee van die BVO's waarmee ze de weide wereld in gestuurd zijn. Ik pleitte er al eerder voor om deze scouts eens een nieuw takenpakket te geven en hun jachtgebied te verschuiven van O7 naar O19. Kortom, op zoek naar de Jaap Stams, de Jamie Vardy's.

Self fulfilling prophecy 

Met een verschuiving van doelgroep pakken wij niet die kinderen die wel afgevallen zijn omdat de concurrentie met een speler die twee jaar ouder moordend was. De spelers uit de A2, B2 en C2 hebben wij daarmee niet en dat is jammer. Dit is te meer spijtig omdat veel clubs het ook nog eens zo hebben georganiseerd dat de beter opgeleide trainers op de selectie elftallen staan en deze veelal ook meer trainingsuren maken dan de niet selectie elftallen. Een self fulfilling prophecy  in optima forma. Kinderen die afgevallen zijn omdat zij toevallig geboren zijn in oktober, november of december worden op termijn ook daadwerkelijk de minder goede voetballers omdat ze minder goede trainers hebben en ook nog eens minder trainingsuren maken.

Ontschotten 

Eigenlijk zou je, bij de jeugd, af moeten van selectie elftallen! Ga uit van andere selectie criteria, bijvoorbeeld per wijk of vrienden bij elkaar. Zet op elk elftal goed opgeleide trainers en laat ze evenveel trainingsuren maken. Dit is een traject dat je niet zo maar in gaat. Je moet goed nadenken over wat dan het opleidingsniveau van de trainers, bij elke leeftijdscategorie moet zijn. Je moet het ook hebben over de trainingsuren, de trainingsfrequentie per leeftijdscategorie zou moeten zijn.

Als wij de schotten weghalen, motorisch breed gaan opleiden en pas laat gaan selecteren dan is de kans dat de echte talenten boven komen veel groter.




dinsdag 21 februari 2023

Coaches die nooit verliezen

Het moet ergens begin jaren 90 zijn geweest. Ik nam deel aan een workshop Coaching, van de Sportacademie Amsterdam. In de klas bekende en minder bekende trainers en coaches, actief in verschillende takken van sport. Het was de eerste keer dat ik hoorde van het fenomeen coaches die nooit verliezen. Ik deelde in de workshop mijn werkwijze, het planmatig werken vanuit een jaarplan, de competitie als sluitstuk van het leren zien en in de wedstrijden dus ook met leerdoelen werken in plaats van resultaatdoelen.

"Jij zou 'Coaches who never lose' moeten lezen, ik denk dat jou dit aanspreekt!" gaf een deelnemer aan.

Hoewel voor mij wedstrijdresultaat niet centraal stond, kon ik in mijn beleving ook verliezen. Dat er coaches zijn die nooit verliezen, ging er bij mij niet in. Coaches die nooit verliezen bleek zijn oorsprong te hebben in de Verenigde Staten. De VS, een land dat ik toch nog altijd zie als het land waar prestaties, waar winnen centraal staat. Uitgebreid wetenschappelijk onderzoek van de Amerikaanse sportwetenschappers Frank Smoll en Ronald Smith (University of Washington, Seattle) onder coaches uit bijvoorbeeld de NBA en de NHL leverde op dat juist die coaches niet bezig zijn met het resultaat, maar juist met het proces, met de uitvoering.  Uit onderzoek naar talentontwikkeling in de sport is gebleken dat talenten meer gericht te zijn op de eigen, individuele vooruitgang, het zelf beter worden, dan met het korte-termijn succes, het winnen van wedstrijden.

Een coach die nooit verliest, is dus een coach die werkt vanuit dat doel van de sporter, namelijk het zelf beter worden dan dat hij gisteren was. Een coach die nooit verliest, is dus een coach die werkt met procesdoelen. Doelen die hij zo formuleert dat ze uitdagend zijn, dat de sporter er iets voor moet doen, maar die ook haalbaar zijn. Een coach die nooit verliest, is dus een coach die de doelen waar hij en zijn sporters meewerken onder eigen controle heeft.



Het ontwikkelingsmodel van de sport, zo is te lezen in 'Coaches die nooit verliezen' heeft een heel belangrijk doel, namelijk het individu te ontwikkelen. Coachen gaat over iemand zelfvertrouwen geven, coachen gaat over iemand uit te dagen grenzen te verleggen. Coachen gaat over het geven van feedback, het schetsen van een nieuwe horizon. Winnen is niet het ultieme doel. Als wij kinderen leren dat het alleen hierover gaat, leren wij kinderen dat fouten maken vreselijk is en alleen daardoor al worden het geen betere sporters. Verliezen is ook niet hetzelfde als falen. Als je soms wedstrijdverslagen leest, artikelen in de media, dan moet je wel tot de conclusie komen dat verliezen dramatisch is. Dit doet afbreuk aan het zelfvertrouwen van spelers en leidt niet tot betere spelers. Succes is ook niet hetzelfde als winnen. Ik kan winnen en toch niet succesvol zijn, simpelweg omdat de tegenstander gewoon nog minder succesvol was. Succes gaat over beter zijn dan dat je gisteren was. Succes is het direct gevolg van het er alles aan gedaan hebben om het beste uit jezelf te halen.

Ik gebruikte als volleybaltrainer jaarplannen, waarbij ik van week tot week de leerdoelen beschreven had. Daarnaast werkte ik met individuele ontwikkelingsplannen, deze waren echt op maat, hiervoor ging aan het begin van het seizoen met ieder kind zitten, vragen wat hij nu wilde leren.  Het maken van een dergelijk jaarplan was in het begin altijd even werk, maar die tijd verdien je in de loop van het seizoen terug omdat je niet steeds behoeft na te denken over wat je nu weer moet gaan doen. Bijkomend voordeel is dat je het trainen los maakt van korte termijn wedstrijdresultaat. Ontwikkeling en spelplezier staat centraal. Een dergelijke werkwijze kan je ook inpassen binnen de vereniging. Elk team een jaarplan en bij de scouting en spelersvolgsysteem worden op basis van de eindtermen de teams samengesteld. Waar ik als trainer ophoud, gaat een volgende trainer verder.

maandag 20 februari 2023

Als resultaten tellen

In een meer dan lezenswaardig artikel ging Michiel de Hoog in op een van de spannendste experimenten in de geschiedenis van het voetbal. In Denemarken wil de Deense voetbalbond, samen met de Deense profclubs en amateurverenigingen, gezamenlijk proberen het  geboortekwartaaleffect te verslaan. Mocht dat lukken dan is dat echt bijzonder.

Al in de jaren 70 van de vorige eeuw bleek uit onderzoek dat het geboortekwartaaleffect voorkwam in het Nederlandse onderwijs. Er bleken, in het speciaal onderwijs, veel kinderen geboren te zijn in de laatste drie maanden voor de peildatum. Zouden de kinderen, geboren in de maanden juli, augustus en september dan gewoon dommer zijn dan de overige kinderen? Hiervoor bleek geen bewijs. Sterker nog, dit fenomeen bleek ook in Engeland voor te komen. Alleen bleken de 'domme kinderen' daar geboren in de maanden juni, juli en augustus. In Engeland bleken het juist de kinderen geboren in september die erg goed scoorde. Dit in tegenstelling tot de Nederlandse situatie waar het juist die kinderen bleken te zijn met de grootste problemen. Voor iemand die goed tussen de regels door kan lezen, de peildatum in Engeland lag één maand eerder, namelijk op 1 september. Ook in de sport bleek er sprake van een geboortekwartaaleffect.

In de NHL bleek er sprake van een geboortekwartaaleffect. In Nederland bleek dat bij Ajax  toch wel heel veel kinderen geboren in de eerste drie maanden van het jaar. Ook in het volleybal bleek dit het geval. Hier speelde nog wel een anders,  het verschil tussen de nationale en de internationale peildatum. Waar de nationale peildatum lag op 1 oktober, lag de peildatum internationaal op 1 januari. Lees hierover het artikel van Daan Krijnen!

Oneerlijke concurrentie

Het geboortekwartaaleffect is eigenlijk, kort door de bocht, een vorm van oneerlijke concurrentie. Kinderen geboren in de eerste drie maanden van het jaar zijn over het algemeen fysiek sterker en geestelijk rijper. Zij lijken daardoor talentvoller. Hoe groter de spreiding, bij kinderen in de groei, hoe groter het onderscheid. Waar het effect in het onderwijs al naar voren kwam, is het vrij helder dat in de sport, waar gewerkt wordt met tweejaargroepen, het effect nog groter is. Want zelfs tweede jaars, geboren in de laatste maanden van het jaar behoren ook dan, vaak niet tot de oudste van de leeftijdscategorie.



Een ander bijkomend probleem realiseerde ik mij nu zo'n 6 jaar geleden. Ik zat voor een 10 minuten gesprek bij de leerkracht van groep 8. Het rekenen van mijn zoon was het onderwerp van gesprek. Waar ik vroeg hoe het ging met mijn zoon, begon de leerkracht mij uit te leggen hoe hij rekenles gaf aan de klas, hoe het met de klas ging. Op het moment dat ik aangaf dat ik slechts 10 minuten had gekregen en niet de vader was van een hele klas, moest de leerkracht even schakelen. Dit herkent natuurlijk iedere trainer. Trainers denken in groepen, niet individuen. Welke teamsporttrainer werkt met individuele ontwikkelplannen? Zelfs het aantal voetbaltrainers dat werkt vanuit vooraf omschreven jaarplannen is laag, laat staan dat dit nader uitgewerkt is naar individuele ontwikkelingsplannen. Trainers denken, net als die leerkracht in grootst gemene delers. Zij gaan net als die leerkracht voorbij aan het feit dat ontwikkeling vooral individueel is. Trainers binnen teamsporten doen er alles aan om van een groep individuen een team te maken, terwijl wij weten, tenminste dat hoop ik, dat de uitdaging van iedere trainer binnen een teamsport is ontwikkeling vooral individueel te benaderen. Waarom anders zouden veel teamsporters die stoppen met hun sport, stoppen met sport en gaan sporters die aan een meer individuele sport doen, na het stoppen met hun sport, veelal een andere sport doen?
Het valt dus ook niet mee om dit probleem op te lossen. Wij hebben 'willen winnen' in onze genen en dat moet er al heel, heel jong, in gepompt worden. Daarbij is het heel moeilijk om voorbij onze horizon te kijken. Het is enorm moeilijk om je als trainer te realiseren dat je ook maar een passant bent. Tot slot is het heel lastig om ontwikkeling individueel te zien. Tel daarbij op dat er nog steeds een vastgeroeste gedachte is dat echte talenten echt wel boven komen drijven en je hebt het recept tot een amper op te lossen probleem.
Het klinkt allemaal fantastisch en ik hoop echt dat de KNVB de BVO's zo ver krijgt dat wij hier vergelijkbare stappen kunnen zetten. Toch ben ik niet optimistisch. Een sport waarvan de vaandeldragers de eigen bond verwijten dat zij het winnen uit het voetbal hebben gesloopt, zal geen maatregelen nemen die er toeleiden dat er wedstrijden worden verloren. Als een willekeurige voetbalvader die zijn zoon succes wil wensen zegt:
"Wel winnen hè!" dan is er nog een wereld te winnen.

Het blijkt niet zo eenvoudig om dit probleem op te lossen. Op de eerste plaats zijn wij niet zo heel goed in om naar de toekomst te kijken. Van een kind dat op 9-10 jarige leeftijd goed is, is het maar helemaal de vraag of dat kind ook zo goed is als hij 19-20 jaar oud is. Hoe jonger een kind gescout wordt hoe moeilijker dat voorspellen natuurlijk is. In de sport kijken trainers vaak niet verder dan, als je geluk hebt een seizoen. Trainers bekijken met welke spelers zij kunnen scoren, kampioen kunnen worden. De trainer van de Jo9-1 is in het geheel niet bezig met de vraag of een speler die hij selecteert op dit moment misschien nog niet echt goed is, maar straks wel in het eerste of misschien nog wel hoger zou kunnen komen. Dat vraagt van elke individuele trainer dat hij beseft dat hij slechts een passant is, onderdeel is van een proces waarbij niet de trainer maar het sportende kind centraal staat.


Denken in groepen

Denemarken

Toch gaat men dat in Denemarken proberen, zo is te lezen in het laatste artikel van Michiel de Hoog. Flemming Berg, hoofd Ontwikkeling van de Deense voetbalbond vindt het niet langer te verkopen dat kinderen het niet redden omdat ze per ongeluk in een verkeerde maand geboren zijn. Waar in ons land, de afgelopen 30 jaar geen maatregelen genomen zijn en wij om de zoveel tijd concluderen dat het wel heel erg is maar wij daarna rustig doorslapen, worden er in Denemarken, door de bond maatregelen genomen. Sinds 1 januari gaan Deense BVO's, maar ook de omringende amateurclubs selectieteams samenstellen die 'geboortemaandneutraal" zijn. Hiervoor is een quota voor afgesproken. Dit komt er op neer dat minimaal de helft van de jongens in al die ploegen afkomstig moet zijn uit de tweede helft van het jaar. Dit is natuurlijk een geweldig experiment, maar los dit het probleem van het geboortekwartaaleffect op? Kunnen trainers, scout überhaupt de korte termijn resultaten loslaten om te komen tot resultaten op de langere termijn. Levert dit op de lange termijn ook betere voetballers op?

Ik moet eerlijk zeggen dat ik eind jaren 90 ook dacht dat het werken met quota een oplossing zou zijn. In een artikel dat ik destijds voor de Volley Techno schreef, onder de titel 'Als je voor een dubbeltje geboren bent' beschreef ik het opdelen van een leeftijdscategorie in vier halfjaar groepen. Trainers zouden dan per half jaar een zelfde aantal spelers moeten selecteren. Deze groepen zouden dan ook op verschillende tijden gezien moeten worden, om vergelijken zoveel mogelijk tegen te gaan. Ik had zelfs het idee dat deze selectietrainingen dan ook niet door de trainers uitgevoerd diende te worden die er dat seizoen daadwerkelijk mee zouden gaan werken. Zoals in het artikel van De Hoog terecht wordt benoemd, zitten hier bijeffecten aan deze werkwijze. Zo kan het gebeuren dat je een speler af laat vallen vanwege het quota en niet omdat hij op de langere termijn niet goed genoeg zou zijn. Omgedraaid zou er ook een speler door kunnen komen, omdat je binnen het quota in dat half jaar nog een speler moet selecteren. Er zit echter, zo lees je in het artikel, een dieper liggende gedachte achter. Doordat BVO's verplicht zijn met die quota te werken, moeten amateurclubs waar gescout wordt, dit ook op deze wijze organiseren.

Wat ik in mijn laatste blog al als idee benoemde, moeten de BVO's in Denemarken de amateurclubs clubs daadwerkelijk gaan ondersteunen, zij moeten helpen met het opleiden van interne scouts. De Hoog noemt dat in zijn artikel een nationaal deltaplan in talentherkenning. De Deense initiatiefnemers benoemen dat het een enorme klus gaat worden. Een van de redenen waarom het een klus gaat worden is dat teams die kiezen voor jongere kinderen vaker zullen verliezen. Houden ze dat vol? Houden ze, zo gaat De Hoog verder, het vertrouwen dat de ze de juiste spelers hebben geselecteerd?

Wat is talent? Waar gaan ze opletten? Dit zal onherroepelijk leiden tot discussie en wellicht tot conflict, maar is dat een probleem? Misschien is dit wel goed, want wat is dus een talent? Waar letten trainers echt op bij het selecteren? Ga hier nu eens juist de discussie over aan! Met het instellen van keiharde quota is men er nog niet in Denemarken. Er zijn in Denemarken meer acties in gang gezet. Lees hiervoor vooral het artikel van Michiel de Hoog: Het geboortemaandeffect verpest het voetbal. Denemarken doet het anders

Hockey Visie

Wij zijn in Nederland niet te spreken over alweer een WK waaraan wij niet deelnemen. Wij zijn niet te spreken over de prestaties van de Nederlandse clubs op Europees niveau, maar kennelijk gaat het nog niet slecht genoeg.

Ik moest even terugdenken aan een artikel dat ik las in het blad HockeyVisie. In het artikel een stappenplan voor de mentale begeleiding van jeugdige sporters. Per leeftijdsfase werden de kenmerken van die fase benoemd, met de daaraan gekoppelde handvatten voor mentale begeleiding. Het stappenplan begint, net als bij de jeugdopleiding van PSV, met de fase FUNdamentals. Het gaat hier, voor de jongens, om fase van 6-9 jarigen. Meisjes zijn iets eerder klaar. Het stappenplan sluit af met de fase "Training to compete". Dit is fase waarin de competitie, het winnen, geleerd moet worden, belangrijk wordt. Voor jongens heeft met het dan over de leeftijd 16 tot en met 19 jaar. Ook hier zijn de meisjes weer iets eerder klaar. Waarom toch zou de fase "Training to compete" zó laat in naar voren komen in dit stappenplan?

Als resultaten tellen ...

zondag 19 februari 2023

De bank is mijn redding

Vroeger zei ik vaak tegen mijn wisselspelers, dat zij mijn beste spelers waren. Want als je wel beschouwd, wanneer zet je veelal een wisselspeler in? Als het minder goed loopt met je team. Wat verwacht je dan eigenlijk van deze wisselspeler? Dat hij het tij weet te keren. Dat hij het beter doet dan de speler die je oorspronkelijk in de basis had gezet. Nu is dat natuurlijk een dooddoener eerste klas, want welke coach zet nu werkelijk zijn echt beste spelers op de bank, behalve dan wellicht tegen een onthutsend zwakke tegenstander. Ook van Bronkhorst startte vanmiddag gewoon met zijn beste 11 spelers. Never change a winning team, maar waarom zou je niet terug willen vallen om een geweldige topper op de bank. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat Feyenoord natuurlijk Kuyt op de bank had, maar die zit ook niet voor niets op de bank.

Hoe win je nu een wedstrijd en welk wisselbeleid past daarbij. Ik ging vroeger uit van het principe dat iedereen, over een heel seizoen, evenveel speelde. Volleyballen leer je door het te doen, niet op de bank. Dat betekende niet dat Iedereen ook in elke wedstrijd evenveel speelde. Het kon zelfs gebeuren dat iemand uiteindelijk niet speelde. Ik paste mijn basisteam aan, aan mijn tegenstanders. Als wij tegen een minder goede tegenstander speelde, dan startte ik met een andere basis, dan tegen de nummer 1. Behalve het winnen van de wedstrijd zijn er natuurlijk legio andere redenen te bedenken die bepalen wat jouw wisselbeleid is. Je zou er ook voor kunnen kiezen om jongere spelers in te passen. Die kan je, bewust in zetten tegen juist de sterkere tegenstanders. Je kan ze ook en ook net zo bewust inzetten tegen minder goede tegenstanders.

Welk wisselbeleid je ook toepast, leg uit wat je doet. Waarom staat iemand in de wissel, waarom haal je iemand er uit of zet je iemand er in. Leg uit wat je doet. Coachen is communiceren, met je basisspelers, maar óók met je wisselspelers.







Steeds minder jongeren sporten, clubs kampen met opzeggingen

Twee dagen geleden kopte De Telegraaf "Steeds minder jongeren sporten, clubs kampen met opzeggingen". Sportkoepel NOC*NSF had databureau Kantar onderzoek laten doen naar de drijfveren én drempels voor Nederlanders om te sporten en daaruit blijkt volgens de koepel dat het ’sportgedrag’ aan het veranderen is. Waar in de leeftijd tussen 5 en 12 jaar nog 67 procent van de kinderen in Nederland lid is van een sportclub, neemt dat percentage in de categorie 13-18 jaar af tot 49 procent. Het aantal niet-sportende kinderen stijgt naarmate ze ouder worden juist van 13 naar 25 procent. Vooral in de leeftijd tussen 13 en 18 jaar zeggen veel jongeren hun lidmaatschap bij een sportclub op, omdat ze het lastig vinden om wekelijks op vaste tijden te trainen en wedstrijden te spelen.

NOC-NSF maakt zich dan ook zorgen, want de ambitie van NOC-NSF is om het sportiefste land ter wereld te worden. Vorig jaar stemden de leden in met de Sportagenda 2032, een plan voor de toekomst. Daar is natuurlijk helemaal niets mis mee, want sporten is goed voor je gezondheid en een gezondere samenleving zorgt voor lagere kosten in de gezondheidszorg. Als je kijkt naar de streefdoelen valt er een ding op. Al die sportieve doelen moeten in 2023 leiden tot veel meer Olympische medailles en een hogere waardering voor juist die topsport. Hier komt het konijn uit de hoge hoed. Want opvallend aan het onderzoek liet nu net zien dat de oudere jeugd moeite heeft met die vaste verplichtingen van het trainen en het spelen van die wedstrijden. Waar NOC-NSF streeft naar meer uren trainen, een hoger waarderingscijfer van de sporters, met als doel meer Olympische medailles in 2023 en een hogere waardering voor de topsport, zie je nu een lagere waardering en een uitstroom bij de oudere jeugd. Als je kijkt naar de kritische succesfactoren zie je dat zij een verdere professionalisering als het middel zien om al die doelen te bereiken. 

Recent sprak ik een oude bekende over juist dit onderwerp. Zijn club acteerde niet meer op het hoogste niveau in ons land en zou daar ook niet meer terugkomen. 
Er bleek een ontwikkeling aan de gang, waarbij aantal daar noodgedwongen afhaken, omdat de sportbond een professionelere competitie wil en de licentie-eis van minimaal 75.000 budget voor een eredivisieteam naar 125.000 heeft opgeschroefd. Eenzelfde professionaliseringsslag werd geslagen op het terrein van opleiding en scholing. Zelfs de vakvereniging van trainers in ons land mochten geen cursussen en scholing meer organiseren, dit was voorbehouden aan de scholingsbureaus waar de bond contracten mee had afgesloten. Alles geheel in lijn met de streefdoelen uit de Sportagenda 2032.  Bijzonder is, bij deze tussenmeting, dat de professionaliseringsslag wel geslagen is, maar dat het met die waardering spaak lijkt te lopen. Ook het doel om van ons land het sportiefste land van de wereld te maken lijkt verder weg dan ooit. Vroeg geleerd is oud gedaan, maar als de oudere jeugd zich niet meer herkent in het aanbod doen wij echt iets verkeerd.   






zaterdag 18 februari 2023

De sportclub is geen bedrijf

Ik ben een periode, enkele jaren geleden, jeugdvoorzitter van een voetbalvereniging geweest. Dat was een geweldig leuke maar ook zeker dynamische uitdaging. Gelukkig stond ik er niet alleen voor en had ik een heel aantal enorm bekwame, enthousiaste mensen op mij heen. De eerlijkheid gebied te zeggen dat ik, dat wij altijd nieuwe mensen konden gebruiken. Want het is, zoals mijn moeder vroeger zij, vele varkens maken de spoeling doen.

ISO9001:2015

Binnen zo'n sportclub is het fijn als de neuzen dezelfde kant op staan, maar eerlijk gezegd vond ik het wel heel fijn dat ik mensen om mij heen had met wie ik niet altijd eens was. Natuurlijk moet je ergens tot een compromis komen, maar een beetje discussie leidt wel tot een beter inzicht. Ik weet niet of dat voor u als lezer ook zo werkt, bij mij werkt dat wel zo. In de verschillende gesprekken die ik met mede kaderleden had werd geregeld gesproken over de bedrijfservaring die zij meebrachten. Zo zou het natuurlijk idealiter ook binnen de vereniging georganiseerd moeten zijn. Ik kon hier heel ver in mee gaan, want ja een sportclub die het voor elkaar heeft om alles in lijn met, laten we zeggen ISO 9001:2015 te organiseren zet wel even wat neer. De dagelijkse praktijk is echter weerbarstiger.

Vrijwillig is niet vrijblijvend, maar soms hebben vrijwilligers geen affiniteit met onderdelen van hun vrijwillige taak en voeren deze dan ook liever niet uit. Soms zijn ze van mening dat ze er onvoldoende kennis en ervaring mee hebben, maar is er te weinig tijd en geld om iemand daarin te scholen, daarin wegwijs te maken. Hoewel je als vereniging echt ontevreden kan zijn over het functioneren van bijvoorbeeld een trainer, zijn niet veel verenigingen geneigd om iemand na een eerste beoordelingsgesprek dan maar aan de dijk te zetten. Waar haal je namelijk zo gauw een nieuwe trainer vandaan. Omgedraaid kan een vrijwilliger wel per direct vertrekken, omdat hij bijvoorbeeld een nieuwe baan heeft die hem meer  tijd gaat kosten, waardoor hij minder tijd overhoudt voor zijn werkzaamheden bij de club.

Natuurlijk is het uitermate zinvol om aspecten uit het bedrijfsleven te implementeren binnen de club. Het is zinvol om processen binnen de club te beschrijven. Het is zinvol om functiebeschrijvingen te hebben van elke functie binnen de club. Het is zinvol om van elke activiteit binnen de club een draaiboek te hebben. In een eerder blog schreef ik al dat het als club goed is om de juiste mensen op de juiste plaats te hebben. Het is een prima idee om in beeld te brengen wat leden, wat ouders van jeugdleden, beroepsmatig doen. Op die manier zou je gericht mensen voor bepaalde rollen en functies kunnen benaderen. Toch is maar helemaal de vraag of iemand in zijn vrije tijd iets zou willen doen, wat hij beroepsmatig ook doet. Misschien wil iemand wel heel iets anders? Misschien wil iemand wél een deel van het grotere geheel doen? Accepteer je dat? Of zeg je 'Take it or leave it?'

De Zandbank

Ik hoor de laatste tijd vaak de term 'Eigenaarschap' en 'Leiderschap' voorbij komen als het gaat over rollen en taken binnen de vereniging. De term eigenaarschap gaat dan vaak over het zien dat er zaken binnen de vereniging gedaan worden en dat dan ook doen. Leiderschap gaat dan over het doorpakken als mensen geen eigenaarschap laten zien. Misschien gaat eigenaarschap wel over het eigenaar zijn en voelen voordat deel wat er voor jou toe doet? Misschien gaat leiderschap Misschien gaat leiderschap er dan wel over dat je dat accepteert en kleiner denkt en blij bent met alle kleine dingen die mensen wel kunnen en willen doen? Misschien gaat leiderschap er dan over dat je met al die verschillende eigenaren een puzzel weet te leggen? Misschien gaat leiderschap dan wel over het navigeren en zorgen dat je verder komt maar ondertussen niet op een zandbank loopt?

 


 


vrijdag 17 februari 2023

De 10.000 uren norm

Ergens in de vorige eeuw schreef Marcel Luycks, in het blad Coachen een artikel over talentontwikkeling, met als titel 'Wat goed is, komt niet snel'. 'Van de 100 talenten haalt maar tien procent de top', zo begon het verhaal. Lang gingen sportbonden uit van het adagium 'Wat goed is komt snel'. Omdat wat goed is, ook snel komt, richten BVO's zich heden ten dagen ook op steeds jongere kinderen. Je zou maar eens achter het net vissen.

Ik schreef al dat uit recent onderzoek bleek dat slechts een beperkt percentage van de medaillewinnaars bij de Olympisch spelen, óók als kind al talentvol was. Veel kinderen van deze kinderen hadden tijdens hun jeugd ook meerdere sporten beoefend, voordat ze, op latere leeftijd, uitblonken in één sport. Uit Australisch onderzoek bleek dat onder 256 Olympische topsporters slechts 7% als kind ook uitblonk. Maar liefst 84% blonk als kind niet uit, was nooit gescout en had zelden of nooit in het eerste team van een vereniging gespeeld. Kortom, het is onjuist te stellen dat kinderen op jonge leeftijd scouten op de langere termijn de beste spelers aan de top brengt.

In een uitzending van Netwerk eind vorig jaar, over het steeds jonger scouten door betaald voetbal organisaties (BVO's) benoemde een scout van Ajax een argument. Hij gaf aan dat als zij het niet doen, iemand anders het wel doet. Dit is natuurlijk even eerlijk, als schokkend. Want waar is het kind in het hele verhaal?

Geboortekwartaaleffect

In de jaren 90 van de vorige eeuw bleek uit, alweer onderzoek, dat in de gehele opleiding bij Ajax sprake was van een geboortekwartaaleffect. Het grootste deel van de talenten bij deze gerenommeerde opleiding, bleek geboren in de eerste drie maanden na de peildatum. Bijna 30 jaar later bleek dat er niet veel veranderd was en dat dit effect niet alleen bij Ajax voorkwam maar ook bij andere BVO's. De afgelopen drie decennia zijn er dus kinderen afgevallen, misschien wel afgehaakt, alleen omdat ze in een verkeerde maand waren geboren en om die reden niet direct opvielen. Deze kinderen waren fysiek minder dan hun oudere groepsgenoten, waren cognitief minder dan hun oudere groepsgenoten. Als je jaar in jaar uit te horen krijgt dat je net niet goed genoeg bent, dan ga je het op den duur geloven.

Laten wij dit nu eens omdraaien. Kinderen die ondanks al die faalervaring door zijn blijven gaan het voetballen, hebben, denk ik, eelt op hun ziel. Zij stoppen niet na tegenslag. Zij hebben geleerd dat er ook een andere weg is. Zij weten wat doorzetten is.

10.000 uur

Nu is trainen natuurlijk een van de belangrijkste factoren in talentontwikkeling. Het spreek voor zich dat een sporter veel en intensief moet trainen om de sportprestaties te verbeteren, om de top in zijn of haar sport te bereiken. In de sport is de norm van tenminste 10.000 uur trainen vrij gangbaar. In een artikel uit de Sportgericht, nr. 1 uit 2012 zet Van Rossum weliswaar vragen bij die norm, maar het spreekt voor zich dat iemand die veel trainingsuren maakt uiteindelijk op een hoger niveau zal kunnen acteren dan iemand die beduidend minder trainingsuren maakt. Natuurlijk gaat het er ook om wat er getraind wordt en ook periodisering, en ook het inbouwen van rustmomenten zijn belangrijk. Wat kunnen wij hier, los van de kanttekeningen, nu van leren?

Een kind dat op jonge leeftijd afvalt, omdat hij niet goed genoeg bevonden wordt, gaat veelal ook minder trainingsuren maken, met veelal ook een minder goed opgeleide trainer. Kinderen die dit jaar in jaar uit meemaken, gaan dus over de langere termijn minder trainingsuren maken, met minder goede trainers en zullen dus aan het eind dus ook objectief minder goed zijn. Voor het gemak toch maar even uitgaan van die 10000 uur, daar komt zo'n kind, geboren in oktober, november of december, op die manier natuurlijk moeilijk aan.

Desalniettemin worden kinderen tegenwoordig steeds jonger gescout door clubs die toch al te maken hebben met een oververtegenwoordiging van kinderen geboren in die eerste drie maanden van het jaar. Tel daarbij op dat ook bij amateurclubs sprake is van dit zelfde effect dan kom je er op uit dat van die kinderen die toch al in het voordeel zijn doordat ze gunstig geboren zijn, een selectiegroepje overblijft dat nog gunstiger naar voren komt. Waar een piramide baadt heeft bij een brede basis, zijn wij al bij de bouw van die piramide bezig om die basis de reduceren tot een smal puntje.

IJsland

Waarom toch is een land als IJsland, terwijl het aantal voetballers daar echt een stuk kleiner is dan in ons land, de laatste jaren zo ontzettend goed? Michiel de Hoog komt hier nog op terug, in een vast zeer lezenswaardig artikel, maar een conclusie kon hij al wel trekken:

"Maar duidelijk is dat ze minder selecteren en iedereen, ongeacht niveau, dezelfde trainingsmogelijkheden geven."

Met deze wijsheid zou het wellicht verstandig zijn als verenigingen af zouden stappen van het werken met selecties? Wellicht zouden kinderen gewoon bij vriendjes ingedeeld moeten blijven? Wellicht zouden clubs die teams evenveel traininguren en trainingsmogelijkheden moeten geven?

Dan terug naar die BVO's.  BVO's sluiten contracten met amateurverenigingen, met als doel dat ene pareltje binnenboord te halen, want zoals die Ajax scout al benoemde, anders doet iemand anders dit. Als amateurverenigingen er nu zorg voordragen dat iedereen evenredig veel trainingsuren kan maken. Zij dragen er dan natuurlijk tevens zorg voor dat op al die groepen capabele, goed opgeleide trainers staan. Bij met name dit aspect dienen zij ondersteund te worden door die BVO's. Laten BVO zich ontplooien als kennisinstituten, laat trainers en amateurclubs daar optimaal van profiteren. Dan kunnen veel kinderen goed opgeleid worden, maken meer kinderen, meer trainingsuren en worden zij getraind door betere trainers.



Curlingkinderen

Enige tijd geleden was plots de term curling ouders trending in social media. Ouders die hun kind proberen tegen alle tegenwind te beschermen. Teleurstellingen moeten voor de kinderen van deze ouders maximaal worden voorkomen. Ik durfde daar de term curling trainers wel tegenover te plaatsen. Ook trainers hebben recht op teleurstellingen. Trainers gaan over het algemeen voor het kortetermijnresultaat, selecteren op basis van dit korte termijn, resultaat gerichte denken, hun spelers en proberen daarmee een kampioenschap binnen te slepen. Ook bij kinderen op hele jonge leeftijd gaat het voor al die curling trainers, maar om een ding, om winnen. Sterker, een trainer die iets anders beweerd is een watje. Kinderen moeten winnen in hun bloed hebben, moeten weten wat het is om 12e van de 12 te staan, moeten al heel jong weten wat het is om dik te verliezen. Daarmee kweek je karakters, aldus die nieuwe trainer van Ajax. Wie ben ik dan om dat tegen te spreken?

Nadat juist bij zijn huidige club, midden jaren 90 van de vorige eeuw, werd ontdekt dat het grootste deel van de spelers in de jeugdopleiding, tot en met het eerste elftal geboren bleek in de maanden januari, februari en maart, was men verrast. Men schrok zich dood. Was het nu zo dat een kind geboren in de maanden oktober, november en december echt niet kon voetballen? Dat kon toch niet waar zijn? Dit bleek ook niet waar. Het had alles te maken met die curling trainer. Het moest anders, het moest beter. Decennia later, een eeuw verder. Wij leven inmiddels in het jaar 2018. Wat blijkt? Uit onderzoek bij PSV blijkt dat het grootste deel van de spelers in de jeugdopleiding geboren is in de maanden januari, februari en maart. Men was verrast. Men schrok zich dood. De schuld lag bij de scouts, want die scouten alleen kinderen geboren in de maanden januari, februari en maart. Hoe komt dat toch? Er moest iets mee gedaan worden.

Wij hebben het over de patatgeneratie, ik verzin het niet. Kinderen die geen strobreedte in de weg gelegd wordt, die bij het minste geringste afhaken. Dat zijn de karakters waar de voetbalclubs, de scouts, de oorlog mee willen winnen. Curling kinderen, uitzonderingen daargelaten, die op 6 - 7-jarige leeftijd al als toptalent worden bestempeld. Van wie de ouders geloven dat ze goud in hebben.

Tot zover geschiedenis. Als wij dit nu eens omdenken. Als wij nu eens gaan kijken naar jeugdigen die ondanks al die tegenwind door zijn gegaan met voetballen. Kinderen die zo vaak te horen hebben gekregen dat het weliswaar leuk was, dat ze best wel ergens wat konden, maar dat het toch net niet goed genoeg was. Dat zijn kinderen met eelt op de ziel. Dat zijn kinderen die je niet snel gek maakt. Dat zijn kinderen die om kunnen gaan met teleurstellingen. Kinderen die week in week uit mee mochten met het 1e elftal, maar nooit speelde. Dat zijn de kinderen die het nog een eer vonden om mee te mogen, die maar bleven hopen en die hoop nooit opgaven, die blij waren met werkelijk elke minuut dat ze wel in mochten vallen. Dat zijn die kinderen, geboren in de maanden oktober, november en december van wie de ouders zeiden "Geen gezeik, het komt vast wel eens en zo niet, als het maar leuk is, toch?" Misschien zijn dit die laatbloeiers, een term tegen tegenwoordig nogal in is, als eens soort tegengeluid richting dat probleem dat kennelijk door scouts wordt veroorzaakt. Misschien voor al die scouts, zouden zij zich eens moeten richten om die groep 17,18,19-jarigen, geboren in oktober, november en december. De Jaap Stams zeg maar. Jongens die boven hun leeftijd categorie actief zijn, die ergens wel iets kunnen, maar die nooit echt in beeld zijn geweest omdat ze een windkracht 12 tegen hadden.

  



zaterdag 11 februari 2023

1 euro per doelpunt


"Vijftig cent als je scoort!"
"Aaahhh, vijftig cent, Opa?"
"Nou goed, 1 euro dan, maar dan moet je wel tenminste 1x scoren in de eerste helft!"
"Dat gaat lukken Opa! Let maar eens op!!!"

"Thij was de topscoorder van ons team. Een bal in de 16 op Thij was eigenlijk altijd raak. Hij wist dat hij goed was. Hij eiste de bal ook vaak op. Hij riep dan hard over het veld dan wij de bal maar naar hem moesten schieten en dat gebeurde dan ook. Met Thij in de ploeg, wonnen wij wedstrijden. Thij z'n ouders waren enorm trots op hun zoon. Hij werd ook gevolgd door Vitesse en het zou, volgens zijn vader, niet lang duren eer hij daar zou voetballen. Wij noemde hem ook, als grap, Messie II."


Thij verdiende ook met het spelen van voetbalwedstrijden. Zijn opa betaalde hem voor elk doelpunt wat hij maakte. Hoe meer doelpunten Thij maakte, hoe meer hij verdiende.

"Het was nu niet zo dat Thij al onze doelpunten maakte. Het was nu ook weer niet zo dat Thij niet miste of zijn actie gestopt werd door de keeper. Het was soms wel irritant. Lever je de bal in bij Thij, omdat hij zo nodig wil scoren, verpruts hij zijn kans. Het kwam ook vaak voor dat hij voor eigen succes ging, in een poging om weer 1 euro te verdienen. Wij vonden daar allemaal wel wat van, maar ja zolang Thij scoorde klaagde niemand."

"Met Thij als topscoorder promoveerde wij van de 1e klasse naar de Hoofdklasse. Dat was een niveautje anders. De tegenstanders waren sterker. De verdedigers waren sterker en als je er al één keer langs kwam, werd je de volgende keer toch echter onder de grasmat getrapt. Thij scoorde ook veel minder. Hij verdiende ook minder. Het was nu ook vaak Thij die er na afloop niks meer aan vond. Het was altijd onze schuld en dat was niet leuk! Er was ook vaker ruzie."

Thij maakte dat seizoen niet af. Nog voor de winterstop speelde hij zijn laatste competitiewedstrijd. Jammer voor het team, want hij was toch ooit een veel scorende spits. Jammer ook voor Thij, want voetballen was alles voor hem. De poster van het Nederlands elftal boven zijn bed. Daar zou hij ook spelen. Nu is alles anders. Is voetballen niet leuk meer.

Intrinsieke motivatie

Kinderen zijn intrinsiek gemotiveerd voor spel. Spelen is ongedwongen, kinderen bepalen de regels. Als kinderen later lid worden van de club komen er andere motivaties om de hoek kijken. Plots is er een trainer die de regels bepaald, is er een club die min of meer verwacht dat het team wel kampioen zal worden. Dit zijn motivatie die niet van binnen komen maar die door de buitenwacht, laten we zeggen opgelegd worden. Dit nu is wat wij extrinsieke motivatie noemen. Een dergelijk motivatie werkt zolang het behalen van de doelen die daaraan gekoppeld zijn ook behaald worden. Als winnen van de wedstrijd de drijfveer wordt dan is dat leuk zolang je blijft winnen. Lukt dat winnen niet meer zo makkelijk dan is het plezier in de sport ook snel over. De intrinsieke motivatie voor spel is vervangen door de extrinsieke motivatie voor winnen. Nu kan je winnen van de ander, wat lastig te organiseren is. De ander wil dat namelijk ook graag. Je kan ook winnen van jezelf. Je blijft dan bij jezelf. Dit heb je ook beter onder controle.  Je blijft dat intrinsiek gemotiveerd.

Uit onderzoek van VanRossum naar drop-outs binnen de sport bleek dat teamsporters die stoppen met sport helemaal stoppen met sport. Sporters binnen individuele sporten gaan vaak een andere sport doen, als zij stoppen met hun eigen sport. Wellicht dat individuele sporters meer gewend zijn om te denken in PR's, in het winnen van jezelf?

Thij

Thij vond voetbal fantastisch. Als hij maar even tijd had ging hij een balletje trappen. Zolang Thij doelpunten maakte bleef voetbal leuk. De intrinsieke motivatie voor het voetbal was echter vervangen door de extrinsieke motivatie om geld te verdienen. Dit werkte zolang Thij bleef scoren. Zodra dit moeilijker werd, werd ook voetbal minder leuk. Uiteindelijk gooide Thij zijn klossen in de afvalcontainer.

vrijdag 10 februari 2023

Als je voor een dubbeltje geboren bent

Sommige mensen hebben echt pech, steeds maar weer kunnen ze net niet mee komen in de klas. Ook in de sport kom je ze tegen, steeds maar weer vallen ze af bij de selectie training.

"Jij bent net niet goed genoeg."  Iets wat deze mensen soms iets te vaak hebben gehoord.
Als je voor een dubbeltje geboren bent, dan wordt je nooit een kwartje, zegt men wel.
Dat klinkt wellicht vreemd, maar vaak is dat waar. Je geboortedatum is wel degelijk bepalend voor iemand schoolcarrière, maar ook voor de vraag of iemand het gaat maken in de sport. Is dit nu iets met horoscopen? Nee, wat je hier ziet is eigenlijk een schoon voorbeeld van oneerlijke concurrentie.





Het zou de moeite waard zijn als de verenigingen eens zouden bekijken wat nu bij het selecteren van spelers werkelijk van doorslaggevend belang is. Het zou ook de moeite waard zijn om de teams binnen de vereniging eens op geboortemaand door te lichten.

Eind vorig seizoen publiceerde Barcelona de leeftijdsverdeling van haar jeugdspelers. Van de 250 jeugdspelers bij Barça is 40% geboren in de maanden januari, februari en maart. Daar tegenover staat dat slechts 5% geboren is in de maanden oktober en november en geen een jeugdspeler geboren is in december. Dit is nu wat men het relatieve leeftijdseffect, ook wel geboortekwartaaleffect noemt.

Telkens wanneer een (jaar) groep wordt uitgedaagd tot een presentatie, waartoe elk van de leden in staat wordt geacht, zie je dat de net iets oudere leden van die groep over het algemeen tot betere resultaten komen dan de jongere. Dit zie je in het onderwijs, dit zie je ook in de sport. Let wel, in de sport werken wij over het algemeen met twee jaars groepen. Het verschil tussen de oudste en de jongste in zo'n twee jaarsgroep kan dus twee jaar zijn.

Begin '83 bezocht de Canadese Paula Barnsley een ijshockeywedstrijd. Waarschijnlijk minder geïnteresseerd in de wedstrijd, nam ze wat meer tijd dan gewoon voor het lezen van het programmaboekje. Het viel haar op dat bij beide teams de meeste spelers geboren waren in de de eerste vier maanden van het jaar, januari, februari, maart en april.

Nieuwsgierig geworden wist zij te achterhalen hoe dit zat voor de gehele NHL, het hoogste competitieniveau. Het bleek dat bij alle teams uit de NHL een duidelijke oververtegenwoordiging was van sporters geboren in het eerste kwartaal. Als je dan weet dat in het ijshockey de peildatum 1 januari is, dan zijn het dus de oudere spelers die geselecteerd bleken te zijn. Daar tegenover stond het geringe aantal spelers dat geboren was in de laatste drie maanden van het jaar. Je kan dus wel degelijk ongelukkig geboren zijn. Bij het WK voetbal voor spelers jonger dan 20 (1992) werd een andere peildatum gebruikt en tijdens dit WK zag je dat er een oververtegenwoordiging was van spelers geboren in de maanden augustus, september en oktober. Nu blijkt uit onderzoek dat je niet kan stellen dat iedereen geboren in de eerste drie maanden na de in de sport vastgestelde peildatum in het voordeel is. Of omgedraaid, iedereen geboren in de laatste drie maanden gewoon pech heeft. Zo is het geboortekwartaaleffect op het hoogste niveau van het Nederlandse voetbal wel vastgesteld, maar op het hoogste niveau van het Braziliaanse voetbal bijvoorbeeld niet. Het voetbal in dit land wordt gekenmerkt door passie, onvoorspelbaarheid en individuele technische klasse. Het kan ook zo zijn dat de visie op een sport in de loop der tijd veranderd, waardoor het geboortekwartaalefect verdwijnt of soms ook weer naar voren komt. Bij het beoordelen van dit fenomeen moet dus niet alleen gekeken worden naar de tak van sport, maar binnen de tak van sport ook naar de manier waarop de sport in een land benaderd wordt. Hoe kijken wij naar onze sport? Wat is belangrijk en wat zou dat betekenen voor de manier waarop wij naar selecteren aan moeten kijken?

Zwemles

 Zwemles

Halverwege de jaren 80 van de vorige eeuw trainde de teams van mijn volleybalvereniging verspreid door de stad, in verschillende gymzalen. De jeugdspelers moesten soms even een stukje fietsen naar de training. Soms ook op maandag naar de ene gymzaal en dan op woensdag naar een ander halletje. Hoewel zij allen lid waren van de zelfde vereniging moest de club echt wat doen aan binding binnen de vereniging. Het kon maar zo gebeuren dat een speler uit de C1 totaal geen idee had wie er nu in de C3 zaten. Voor startende trainers was het ook nog wel een dingetje. Je stond er toch vaak alleen voor, want hoe moet je nu de ondersteuning organiseren als je, verspreid over de week, verspreid door de hele stad, zo her en der, nog relatief onervaren trainers hebben rondlopen. Trainers die niet op afroep tegen een probleem aanlopen. Het was in die tijd enorm zoeken. Voor mij, als startende trainer, was het contact met de ervaren trainster die met haar team. ná mij, trainde van cruciaal belang. Na afloop van mijn eigen training, aan het begin van haar training, even een collegiale consultatie.

Hoe gaat 't?
Waar ben je mee bezig?
Hoe kijk jij daar naar?



Het was dan ook fantastisch toen een paar visionaire leden  bedachten dat de club niet zonder eigen sporthal kon. Deze hal kwam er dan ook. Ik mocht daarna, met een groepje, meedenken over hoe wij de kwaliteit van de trainingen, de ondersteuning van trainers konden verbeteren. De eerste metafoor die bij ons opkwam was die van het leszwemmen.

Als kinderen naar zwemles gaan, zeg maar starten met het blauwe dolfijntje, dan is daar een badmeester en een hoofdbadmeester. De badmeester geeft de les, de hoofdbadmeester, de chef instructie, kijkt mee, bespreek zaken met de badmeester, geeft feedback en is de gene die het finale oordeel geeft of kind een volgend dolfijntje verdiend heeft. Bij de zwemles kunnen die kinderen van de ene lesgroep naar de andere gaan, maar blijven ze van de allereerste les, tot het behalen van het zwem ABC veelal op dezelfde dag lessen. Voor ouders is dit dus ook beter te plannen. Wij hebben destijds het zwembad naar de hal vertaald. De kinderen O12 trainde op vaste dagen in de hal. Kinderen konden ook tijdens de les, op dezelfde trainingsdag, naar een volgende niveaugroep doorgeschoven worden. De startende trainers werden ondersteund door een hoofdtrainer. Deze hoofdtrainer stuurde de trainers in het weekend de trainingen die zij de week daarna diende te verzorgen. Trainers die daar inhoudelijk nog vragen over hadden konden dat direct doen, dan wel vooraf of zelfs tijdens de training. De trainingen paste ook in een jaarplan. Zij hadden dan ook een logische opbouw binnen de trainingen, maar ook tussen de verschillende trainingen. De startende trainers werden tijdens de trainingen ondersteund, kregen feedback op de wijze van training geven.



Binnen het voetbal hoor ik ook regelmatig verhalen dat jonge, maar ook oudere trainers, maar wat doen. Veelal schort het ook hier aan ondersteuning en een dieperliggende gedachte over waarom je doet wat je doet. Zo worden trainingsroosters veelal gemaakt aan de hand van de roosterwensen van de individuele trainers in plaats van dat je het rooster maakt op basis van een visie op hoe je de club wil organiseren en zoek je daarna je trainers daarbij of nog beter leidt je die zelf op. Ik heb geen idee of het binnen het volleybal bestaat maar voetbalclubs hebben één voordeel, namelijk het bestaan van ondersteuning op basis van de oefenstof. Een voorziening als VTON biedt trainers complete trainingen, welke ook nog binnen een plan passen. Trainingen die net als in het zwembad en in de hal passen binnen een idee over wat je de kinderen wil leren, waar je naar toe wil. Het enige wat de voetbalclub moet doen is nadenken over die 'hoofdbadmeester', over de planning van de zwemlessen en misschien .... een begin van nadenken over wanneer een kind een volgend dolfijntje krijgt of van mijn part een voetbalschoentje.

Less is more

Zo'n beetje elk bedrijf in ons land heeft vacatures. Dat is op zich geen opzienbarend nieuws, maar wat bijzonder is, is dat er meer vaca...